34041 |
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen |
blaarkop:
blārkǫp (L271p Venlo)
|
[N 3A, 130b]
I-11
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
dooltje:
döölke (L271p Venlo),
kraai:
krei (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
krej (L271p Venlo),
raaf:
raaf (L271p Venlo),
spraan:
kerkkraai
spraon (L271p Venlo),
zwarte kraai:
(zwarte) krei (L271p Venlo),
zwarte krei (L271p Venlo),
torenkraai= döölke
zwarte krej (L271p Venlo)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)] || kraai, jonge || kraai, soort || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24287 |
zwarte mees |
zwarte mees:
zwarte miës (L271p Venlo),
zwarte mîês (L271p Venlo)
|
zwarte mees || zwarte mees (11 net een kleine koolmees [052], maar zonder gele kleur en zwarte buikstreep, wel met een witte nekplek; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in bodemgaatje; roep snel [tjietjai, tjietjai] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
duivelskralen:
dȳvǝlskralǝ (L271p Venlo),
duivelskrallen:
-
duuvelskralle (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
waarschijnlijk omdat het zo taai is en bijna niet uitgetrokken kan worden na de bloei vormen zich kleine zwarte besjes. Opgegeven voor kaal knopkruid.
duuvelskralle (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
nachtschade [DC 28 (1956)] || Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] || zwarte nachtschade (Solanum nigrum L.) [DC 60a (1985)]
I-5, III-4-3
|
24740 |
zwarte populier |
peppel:
WLD
peppel (L271p Venlo)
|
De zwarte populier; heeft op oudere leeftijd een heel donkere schors met diepe groeven, de ruitvormige bladeren zijn donkergroen (peppel, blauwe populier). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24288 |
zwarte roodstaart |
roodstaartje:
zonder nadere specificatie ondergebracht bij Gekraagde Roodstaart
roëdstertje (L271p Venlo),
zwarte roodstaart:
zwarte roëdstert (L271p Venlo)
|
roodstaartje || zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24289 |
zwarte specht |
zwarte specht:
zwarte spech (L271p Venlo)
|
specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22397 |
zwartepieten (kaartspel) |
zwartepieten:
zwarte piete (L271p Venlo),
zwartepiete (L271p Venlo)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24291 |
zwartkop |
zwartkop:
zwartkop (L271p Venlo),
zwartkopje:
zwartkop, -köpke (L271p Venlo)
|
zwartkop || zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
31173 |
zwartmiddel |
appretuur:
aprǝtȳr (L271p Venlo),
bliksemzwart:
bleksǝmzwart (L271p Venlo),
zwartsel:
zwartsǝl (L271p Venlo)
|
Het middel dat men gebruikt om het leer een zwarte glans te geven. Het betreft hier benamingen voor middelen die niet alle inhoudelijk precies gelijk zijn. Sommige werden vroeger gebruikt, andere zijn modern. [N 36, 46]
II-10
|