18360 |
zijspleet in de overrok |
schreursgat:
[Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]
schreursgaat (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
schruursgaat (L271p Venlo)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24725 |
zijtak |
scheut:
scheut (L271p Venlo),
zijtak:
WLD
ziêtak (L271p Venlo)
|
Een zijtak (uittak, bezijden tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27824 |
zijwand |
bred:
brēt (L271p Venlo),
bredden:
brēi̯ǝr (L271p Venlo),
bredje:
(mv)
brētjǝs (L271p Venlo),
zijbredjes:
zibrētšǝs (L271p Venlo)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
33602 |
zilveruitje |
lookje:
luikske (L271p Venlo),
parellook:
mv -luikskes
päerellauk (L271p Venlo),
zilverlookje:
mv -s
zilverluikske (L271p Venlo)
|
[DC 13 (1945)]zilveruitje
I-7
|
24401 |
zilvervisje |
kelderrat:
kelderrat (L271p Venlo),
zilvervisje:
zilverviske (L271p Venlo)
|
zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)]
III-4-2
|
18816 |
zin (lust) |
aard:
aard (L271p Venlo),
zin:
zin (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
zin der in hubbe (L271p Venlo)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20166 |
zindelijk |
droog:
druëg (L271p Venlo),
proper:
praoper (L271p Venlo),
zindelijk:
zindələk (L271p Venlo)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22771 |
zingen |
fluiten:
fluiten (L271p Venlo),
fluitə (L271p Venlo),
merel, lijster
fluite (L271p Venlo),
wwvorm: v.e. merel
fluit (L271p Venlo),
krioelen:
geluid van pas uit het ei gekomen vogels
krioeële (L271p Venlo),
piepen:
piepe (L271p Venlo),
pietje tiereliertje:
aanmoediging tot zingen
pietje tierelietje (L271p Venlo),
sjielpen:
sjielpe (L271p Venlo),
slaan:
slaon (L271p Venlo),
wwvorm. v.e. vink
sleit (L271p Venlo),
slagen:
vink, nachtegaal
slage (L271p Venlo),
tierelieren:
tiereliere (L271p Venlo),
wwvorm.
tiereliert (L271p Venlo),
zingen:
zinge (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
kakanie, goudvink, sijsje
zinge (L271p Venlo)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] || piepen || tierelieren || tsilpen || zingen || Zingen.
III-3-2, III-4-1
|
23502 |
zingende mis |
mis met volkszang:
mis met volkszang (L271p Venlo)
|
Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19680 |
zitbank |
bank:
baŋk (L271p Venlo)
|
bank
III-2-1
|