e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijspleet in de overrok schreursgat: [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]  schreursgaat (Venlo, ... ), schruursgaat (Venlo) zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3
zijtak scheut: scheut (Venlo), zijtak: WLD  ziêtak (Venlo) Een zijtak (uittak, bezijden tak). [N 82 (1981)] III-4-3
zijwand bred: brēt (Venlo), bredden: brēi̯ǝr (Venlo), bredje: (mv)  brētjǝs (Venlo), zijbredjes: zibrētšǝs (Venlo) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zilveruitje lookje: luikske (Venlo), parellook: mv -luikskes  päerellauk (Venlo), zilverlookje: mv -s  zilverluikske (Venlo) [DC 13 (1945)]zilveruitje I-7
zilvervisje kelderrat: kelderrat (Venlo), zilvervisje: zilverviske (Venlo) zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)] III-4-2
zin (lust) aard: aard (Venlo), zin: zin (Venlo, ... ), zin der in hubbe (Venlo) het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)] III-1-4
zindelijk droog: druëg (Venlo), proper: praoper (Venlo), zindelijk: zindələk (Venlo) zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2
zingen fluiten: fluiten (Venlo), fluitə (Venlo), merel, lijster  fluite (Venlo), wwvorm: v.e. merel  fluit (Venlo), krioelen: geluid van pas uit het ei gekomen vogels  krioeële (Venlo), piepen: piepe (Venlo), pietje tiereliertje: aanmoediging tot zingen  pietje tierelietje (Venlo), sjielpen: sjielpe (Venlo), slaan: slaon (Venlo), wwvorm. v.e. vink  sleit (Venlo), slagen: vink, nachtegaal  slage (Venlo), tierelieren: tiereliere (Venlo), wwvorm.  tiereliert (Venlo), zingen: zinge (Venlo, ... ), kakanie, goudvink, sijsje  zinge (Venlo) het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] || piepen || tierelieren || tsilpen || zingen || Zingen. III-3-2, III-4-1
zingende mis mis met volkszang: mis met volkszang (Venlo) Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zitbank bank: baŋk (Venlo) bank III-2-1