23354 |
zijbeuk |
zijbeuk:
ziebeuken (L271p Venlo),
zijschip:
ziescheep (L271p Venlo)
|
De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17644 |
zijde |
flank:
flànk (L271p Venlo),
zij:
pien in de zie (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
pien in de ziej (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
pien in de ziè (L271p Venlo),
zie (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
ziej (L271p Venlo),
zīē (L271p Venlo),
zij(de):
zi (L271p Venlo)
|
Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] || zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
II-7, III-1-1
|
18680 |
zijden omslagdoek |
sjaal:
sjaal (L271p Venlo)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23359 |
zijkapel |
zijkapel:
ziekepel (L271p Venlo)
|
Elk van beide zijkapellen van een kruiskerk. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
de neus snōēve (L271p Venlo),
snoève (L271p Venlo),
snoêve (L271p Venlo),
snoëve (L271p Venlo),
zien neus snoève (L271p Venlo),
snuiten:
de neus snōēte (L271p Venlo),
uitsnoeven:
oëtsnoëve (L271p Venlo)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)] || snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23804 |
zijn pasen doen |
pasen houden:
paose halde (L271p Venlo)
|
De Paascommunie doen [de oeëster hauwe]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23805 |
zijn pasen houden |
pasen houden:
paose halde (L271p Venlo)
|
Zijn Paasplicht vervullen, zijn Pasen houden, d.w.z. in de Paastijd, rond Pasen te biecht en te Communie gaan [ziene paose ha.lde, zien Paoskemunie doon]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
grozelen:
greuzele (L271p Venlo),
plezier doen:
det duit um plezeer (L271p Venlo),
pləzeer doon (L271p Venlo),
stuiten:
stute (L271p Venlo),
stuute (L271p Venlo),
zich content tonen:
zich kəntent tuinə (L271p Venlo)
|
genoegen hebben om het geluk van iemand anders [ergens in gruien, grunselen] [N 85 (1981)] || zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19221 |
zijn woede luchten |
afreageren:
aafreagére (L271p Venlo),
ááfreeáágeerə (L271p Venlo)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23360 |
zijpad |
zijpad:
ziepaad (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|