20715 |
boterham met vet |
boterham met kaaien:
Syst. WBD Kaoje = uitgebraden vet.
bótteram mit kaoje (L271p Venlo),
boterham met vet:
Syst. WBD
bótteram mit vet (L271p Venlo)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
boterham:
Syst. WBD
bôtram (L271p Venlo)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20885 |
boterhamworst |
boterhammenworst:
bótterammewors (L271p Venlo),
schinkenworst:
schinkewòrs (L271p Venlo),
,
schinkewors (L271p Venlo),
gemaakt van ongelijke stukken of afval bij een varken
schinkewors (L271p Venlo),
met vlees en vet verwerkt
schinkewors (L271p Venlo)
|
boterhamworst [N 06 (1960)] || hamworst /schinken- [N 06 (1960)]
III-2-3
|
20553 |
boterkussentje |
boterbabbelaar:
bóttərbabbəléér (L271p Venlo),
bôtterbabbelaer (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
bôttərbabbəlaer (L271p Venlo),
bôttərbabbəléér (L271p Venlo),
spekje:
spékske (L271p Venlo)
|
boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19517 |
botervlootje |
boterpot:
botterpot (L271p Venlo),
bōterpot (L271p Venlo),
botervloot:
bŏtərvlōēət (L271p Venlo),
botervlootje:
bottervluëtje (L271p Venlo),
bōttervluëtje (L271p Venlo),
bŏtervluuətje (L271p Venlo),
bŏtərvluuətjə (L271p Venlo),
boͅttərvluuətjə (L271p Venlo),
bôttervluujtje (L271p Venlo)
|
botervlootje [DC 23 (1953)], [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32948 |
botteriken |
horden:
hǭrtǝ (L271p Venlo)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
32074 |
bout van een schroef |
bout:
bǫlt (L271p Venlo)
|
De van draad voorziene pin aan het uiteinde van een houtschroef. [N 54, 37a]
II-12
|
28908 |
boutijzer |
strijkbout:
strikbolt (L271p Venlo)
|
Een hol strijkijzer met losse bouten erin, die verwarmd moeten worden. De informant van K 361 vermeldt dat dit eigenlijk een ijzer voor de naaister is, omdat het lichter is dan het persijzer. De informant van L 416 geeft aan dat de bouten in een kachel verwarmd worden. Voor de informant van Q 99 is het een onbekend ijzer. [N 59, 21b; N 59, 20]
II-7
|
28461 |
bouwen |
bouwen:
bǫwǝ (L271p Venlo)
|
Het maken van de wasraat door de bijen. Steeds begint de zwerm met het bouwen van de werkbijenraat, het zogenaamde fijn werk. Vervolgens gaat ze over tot het maken van grof werk of darrenraat. Normaal bouwt de zwerm van boven naar beneden d.w.z. de punt van de zeshoek wijst naar beneden, maar ze kan ook andersom werken. Onder alle omstandigheden blijft de zwerm echter efficiënt werken. [N 63, 16a; Ge 37, 54]
II-6
|
33644 |
bouwland |
akker:
akǝr (L271p Venlo),
bouwgrond:
bǫu̯wgrōnt (L271p Venlo),
land:
lant (L271p Venlo),
veld:
fęlt (L271p Venlo),
vɛlt (L271p Venlo),
vɛǝlt (L271p Venlo)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|