25388 |
broeien |
broeien:
brø̄jǝ (L271p Venlo)
|
Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.]
II-1
|
18744 |
broek |
achterriem:
axtǝrrēm (L271p Venlo)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
18540 |
broek met split |
boks met presenteerblad:
boks mit presenteerblaad (L271p Venlo),
gulpboks:
gölp boks (L271p Venlo)
|
broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] || een broek met een slip aan de voorkant [N 59 (1973)]
III-1-3
|
24134 |
broek, veren aan de poten |
sokjes:
zökskes (L271p Venlo)
|
veren aan de poten van een vogel (scherkes) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boks (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
bóks (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
bôks (L271p Venlo),
de lups oud altied mit ein aafgezapde boks (L271p Venlo),
dich löps aevel ouk altied mit ein aafgezakde bôks (L271p Venlo),
dich löps auk altièd mit ein aafgezakde bóks (L271p Venlo),
dich löps ouk altied met ein aafgezakde bòks (L271p Venlo),
hae heel zien bóks op mit enne laeren reem (L271p Venlo),
hè heel zien bôks op mit ennə laere reem (L271p Venlo),
(o; bijna oo).
boks (L271p Venlo),
klepbroeken bestaan niet meer
boks (L271p Venlo)
|
broek || broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
28728 |
broekenmaker |
boksenmaker:
boksǝmē̜kǝr (L271p Venlo)
|
Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b]
II-7
|
28902 |
broekenplank |
boksenplank:
boksǝplaŋk (L271p Venlo)
|
De broekenplank is de strijkplank die bij het openpersen van de broeksnaden in de broekspijp gestoken wordt. Deze plank heeft volgens de informant van L 416 de lengte van de broekspijp. De informanten van Q 17, Q 165 en Q 198 noemen zowel de plank waarmee zij de broekspijpen persen als de plank waarmee zij de mouwnaden persen mouw(e)plank(je) of mouwenhout. Zie ook de lemmata ɛpersplankɛ en ɛmouwplankɛ. Zie afb. 15.' [N 59, 19c]
II-7
|
33985 |
broekkettingen |
achterbokskettingen:
achterbokskettingen (L271p Venlo)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
24913 |
broekland, moeras |
broek:
Opm. v.d. invuller: men zegt ook: in t gebrØØk.
⁄t brōōk (L271p Venlo),
gebroek:
Opm. v.d. invuller: dit zegt men ook wel.
in ⁄t gebrōōk (L271p Venlo),
moeras:
meras (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
moeras (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
mŏĕràs (L271p Venlo),
zomp:
zomp (L271p Venlo),
Opm. v.d. invuller: de o wordt wat zwaarder uitgesproken.
zomp (L271p Venlo),
Opm. v.d. invuller: dit woord wordt meer gebruikt.
zomp (L271p Venlo)
|
moeras [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
bokse piepe (L271p Venlo),
boksepiepe (L271p Venlo),
bóksepièpe (L271p Venlo),
bôksepiep (L271p Venlo),
bokspijp:
bôkspiepe (L271p Venlo)
|
de pijpen van de broek [N 59 (1973)] || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|