34342 |
bronstig |
beers:
bīrs (L271p Venlo),
breustig:
brøstex (L271p Venlo)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
33864 |
bronstig, van merries |
hengstig:
heŋstex (L271p Venlo),
paards:
pęrs (L271p Venlo)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
33865 |
bronsttijd |
staan:
stǭn (L271p Venlo)
|
Het antwoord op deze vraag leverde meestal adjectieven met de betekenis "bronstig" op. Deze zijn overgeheveld naar het vorige lemma. [N 8, 44]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
broed (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
broeïd (L271p Venlo),
broëd (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
brōēed (L271p Venlo),
brud (L271p Venlo),
bruəd (L271p Venlo),
brôêt (L271p Venlo),
Verklw. bruuëdje
broeëd (L271p Venlo),
mik:
mik (L271p Venlo)
|
brood [DC 03 (1934)], [DC 39 (1965)], [RND]
III-2-3
|
25593 |
brood netten |
afstrijken:
āfstrīkǝ (L271p Venlo)
|
Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
25613 |
brood uit de oven halen |
uithalen:
ūthǭlǝ (L271p Venlo)
|
Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.]
II-1
|
25616 |
brood uit het blik of van de plaat halen |
uitdoen:
ūtdōn (L271p Venlo)
|
Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52]
II-1
|
20710 |
broodje |
broodje:
bruedjes (L271p Venlo),
bruëdjes (L271p Venlo),
Syst. WBD
bruëdje (L271p Venlo),
bruëdjes (L271p Venlo),
hard broodje:
Syst. WBD ~ zijn met een hard korstje gebakken.
hard bruëdje (L271p Venlo),
kadetje:
kadetjes (L271p Venlo),
kedetje (L271p Venlo),
kedetjes (L271p Venlo),
Syst. WBD
kedetjes (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
Syst. WBD Kadetje: broodje met bovenop in de lengte een diepe gleuf
kedetje (L271p Venlo),
krennee-tje:
Syst. WBD
kerneeke (L271p Venlo),
Syst. WBD Vroeger; wordt niet meer gebruikt
kerneeke (L271p Venlo),
pistoletje:
beter soort
pistoleekes (L271p Venlo),
zacht broodje:
Syst. WBD Zonder korstje, dat zijn ~
zaacht bruëdje (L271p Venlo)
|
broodje || kadetje || verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25655 |
broodkar |
broodkar:
bruǝtkɛr (L271p Venlo)
|
Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.]
II-1
|
25493 |
broodkorst |
korstje:
kø̜ršǝ (L271p Venlo)
|
De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.]
II-1
|