20387 |
bruidegom |
bruidegom:
broedegom (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
broedegôm (L271p Venlo),
broeëdegom (L271p Venlo),
( o bijna oo)
broedegom (L271p Venlo)
|
bruidegom [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || de bruidegom [brudejam] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
bruudje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
bruudjes (L271p Venlo),
ein bruudje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
en bruudje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)] || Een in het wit gekleed meisje in de processiestoet [bruidje, maagdje, ingelche]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20389 |
bruidsjapon |
bruidskleed:
broeëdskleid (L271p Venlo),
trouwkleed:
trouwkleid (L271p Venlo)
|
bruidsjurk || de bruidsjapon, het bruidskleed [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20370 |
bruidsjonker |
bruidsjonker:
broeëdsjonker (L271p Venlo),
bruidsknecht:
oè = ui
broèdsknech (L271p Venlo)
|
bruidsjonker || de bruidsjonker [brönker] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20371 |
bruidsmeisje |
bruidsmaagd:
oè = ui
broèdsmaag (L271p Venlo),
bruidsmeidje:
broeëdsmaedje (L271p Venlo)
|
bruidsmeisje || het bruidsmeisje [brönkesje] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20385 |
bruidspaar |
bruidspaar:
broeëdspaar (L271p Venlo)
|
het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20372 |
bruidssluier |
sluier:
sleuer (L271p Venlo)
|
de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
28491 |
bruidsvlucht |
bruidsvlucht:
brutsvløx (L271p Venlo)
|
Vlucht die de jonge koningin of moer onderneemt om bevrucht te worden door één of meerdere darren die met haar meevliegen. Meestal vindt deze vlucht plaats tussen de vijfde en zevende dag na haar uitlopen. Hoog in de lucht vindt de bevruchting plaats. Slechts één periode in haar leven wordt de moer of koningin bevrucht. De ene dar die haar bevrucht, moet deze daad met de dood bekopen. De moer keert uit het luchtruim met het bevruchtingsteken, de bij de paring afgerukte mannelijke geslachtsdelen, in haar lijf naar haar woning terug. De werkbijen bijten die darrenoverblijfselen weg en na korte tijd kan de moer met haar enige taak, het eieren leggen, beginnen. [N 63, 58; Ge 37, 44]
II-6
|
28509 |
bruidszwerm |
bruid(s)zwerm:
brūtszwɛrm (L271p Venlo)
|
Een volk dat meezwermt bij de bruidsvlucht van een jonge koningin. [N 63, 37a; N 63, 37b; N 63, 29d; N 63, 29c]
II-6
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broelof (L271p Venlo),
broeëlof (L271p Venlo),
broèlof (L271p Venlo),
brōēlof (L271p Venlo)
|
bruiloft [SGV (1914)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)]
III-2-2
|