e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deegkrabber krabber: krɛbǝr (Venlo) Werktuig waarmee het deeg wordt losgestoken. Het gaat hier om een gereedschap dat de vorm kan hebben van een plamuurmes met vierhoekig, driehoekig, half-rond blad), een krabber of hak met half-rond blad en een schopje met een blad van uiteenlopende vorm. Volgens de informant van K 314 heeft het "krommes" ongeveer de vorm van een sikkel. Vaak is de steel van de schop van ijzer. De handgreep van het plamuurmesmodel is vaak van hout of van omgebogen metalen plaat. Vergelijk voor de woordtypen het lemma ''deegmes''. Zie afb. 18. [N 29, 21b; N 29, 21c; OB 2, 2f; monogr.] II-1
deegmes steekmes: stē̜kmɛts (Venlo) Het werktuig waarmee telkens een hoeveelheid deeg voor een brood wordt afgesneden of afgestoken. Het werktuig komt qua vorm nogal overeen met de deegkrabber. Vergelijk b.v. de woordtypen van dit lemma met die van het lemma ''deegkrabber''. Zie ook de semantische toelichting bij dat lemma. [N 29, 32b] II-1
deerniswekkend mitleid (du.) hebben: mitleid hebbe (Venlo), nozel: neuzel (Venlo), onnozel: ənneuzəl (Venlo) een sterk gevoel van medelijden over het leed van anderen opwekkend [onnozel] [N 85 (1981)] III-1-4
degelijk degelijk: deegəlik (Venlo), grondig: grundig (Venlo), gróndich (Venlo), (o, bijna oo).  grondig (Venlo), terdege: terdege (Venlo), terdége (Venlo) degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)] || grondig [SGV (1914)] III-1-4
deken deken: daeke (Venlo, ... ), dēͅkə (Venlo), dèèke (Venlo) deken || Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)] || Rechthoekig vaak wollen kleed boven het laken op het bed dat dient als beschutting tegen de kou (sargie, deken) [N 79 (1979)] III-2-1, III-3-3
dekenaat dekenaat (<fr.): dèèkenaat (Venlo) Een dekenaat. [N 96D (1989)] III-3-3
dekken bespringen: WLD  bəspringə (Venlo), dekken: dekke (Venlo), dekken (Venlo), dekkə (Venlo), WLD  dèkkə (Venlo), dékke (Venlo) Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] III-4-2
dekkleedje dekkleedje: dękklętjǝ (Venlo) Het dekkleedje is de ouderwetse manier van dakbedekking. Het is over het algemeen vervangen door de dekplank die veel voordelen biedt boven de kleverige kleedjes die vlak op de ramen liggen en daardoor de bijen verhinderen om over de toplatten van de ramen heen van raat naar raat te trekken. Bovendien verslijten de dekkleedjes gauw, ze maken de behandeling van de volken ruwer en stimuleren de wasmotplaag. [N 63, 10k] II-6
deklatten daklatten: dāklatǝ (Venlo) De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a] II-9
deksel deksel: deksel (Venlo) deksel [SGV (1914)] III-2-1