e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drenzen drenzen: drenzə (Venlo, ... ), janken: jankə (Venlo), jengelen: jengele (Venlo, ... ), jengələ (Venlo), knoteren: knotere (Venlo), meken: maeke (Venlo), neulen: nèùlə (Venlo), zaniken: sanikke (Venlo), zaniken (Venlo), zanikke (Venlo), zeuren: zeure (Venlo, ... ), zeveren: zeivere (Venlo) drenzen [SGV (1914)] || drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4
dresseren dresseren: dręsērǝ (Venlo), inpersen: enpęrsǝ (Venlo), uitzetten: ūtzętǝ (Venlo) Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen v√≥√≥r het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a] II-7
dressoir dressoir: dresswaar (Venlo), zilverkast: zilverkas (Venlo) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1
drevel, deuvel deuvel: dȳvǝl (Venlo) Rondhouten pen die met lijm in zuiver passende gaten wordt bevestigd. Zie ook afb. 126. De timmerman gebruikt drevels onder meer bij hoekverbindingen en de wagenmaker om segmenten van velgen van karwielen met elkaar te verbinden. Zie voor dit laatste ook het lemma ɛverbindingspennenɛ in Wld I.13, pag. 18. Govie is volgens het Maastrichts woordenboek (pag. 123) de benaming voor een ø̄houten pen ter verbinding van twee plankenø̄.' [N 54, 38a; A 32, 9; monogr.] II-12
drie weesgegroeten drie weesgegroeten: dreej weesgegroeten (Venlo) De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
driehoek drie-/drijhaak: drējhǭk (Venlo), haak: hǭk (Venlo), winkelbord: weŋkǝlbǫrt (Venlo) Een houten teken- en meetinstrument in de vorm van een uitgesneden driehoek met ofwel één hoek van 90o, één van 60o en één van 30o, ofwel één hoek van 90o en twee van 45o. Het is bij voorkeur gemaakt van een houtsoort die niet trekt of splintert (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 3. [N 59, 3a; N 59, 3c] || Een houten tekeninstrument in de vorm van een dichte of uitgesneden driehoek met één hoek van 900. De driehoek wordt gebruikt om verschillende soorten hoeken af te kunnen schrijven en te controleren. [N 53, 190a] II-12, II-7
driekleurig viooltje viooltje: fiuuëlke (Venlo) viooltje III-4-3
driekoningen driekoningen: dree keuninge (Venlo), dreejkeuninge (Venlo) 6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)] || De naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari]. [N 88 (1982)] III-3-2, III-3-3
driespeen driedeem: drɛi̯dīǝm (Venlo), driepit: drɛi̯pet (Venlo) Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117] I-11
driftig de stront dun bij het hart hebben: de strônt doën beej ut hert hebbe (Venlo), giftig: giftig (Venlo), koppig: köppich (Venlo), kort van stuk: kórt vàn stök (Venlo), nijdig: niedig (Venlo), opvliegend: opvleegend (Venlo) driftig [SGV (1914)] || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)] III-1-4