e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een zwerm opvangen scheppen: sxø̜pǝ (Venlo) Het opvangen van een zwerm in een schepkorf. Wanneer een zwerm zich vastgezet heeft aan een tak of iets dergelijks, dan brengt de imker een kleine schepkorf onder de tros. Met een flinke ruk aan de tak valt de zwerm in de korf. Wanneer de bijen in de korf zitten, wordt deze langzaam omgedraaid, omdat de bijen zich aan de strowand of aan elkaar moeten kunnen vastklemmen. Soms moet men een tweede of derde ruk aan de tak geven. Hoe langer een zwerm hangt, hoe vaster hij zit. Een imker moet dus met scheppen niet al te lang wachten. De objecten zwerm, bij e.a. zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N 63, 84a; JG 1a+1b; JG 2b-5, 4; Ge 37, 105; monogr.] II-6
eend eend: ē̜nt (Venlo) [JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.] I-12
eendekroos kroos: kroos (Venlo, ... ), kroost: kroos(t) (Venlo, ... ) eendekroos [DC 56 (1981)] III-4-3
eendenhok eendenkouw: ēndǝkǫu̯ (Venlo) Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j] I-6
eenendertigen (kaartspel) eenendertigen: einendertige (Venlo) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
eenentwintigen (kaartspel) eenentwintigen: einentwintige (Venlo, ... ), ijnentwintige (Venlo) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
eenling in carnavalsoptocht einzelgnger (du.): einzelgenger (Venlo), faats: 1. Enkel, niet meer dan een; 3. Vrijgezel.  faats (Venlo) 1. Iemand die niet in groepsverband met de carnavalsoptocht mee trekt. || 2. Eenling (in carnavalsoptocht). III-3-2
eenvoudig bedeesd: bədees (Venlo), eenvoudig: ⁄nvoudig (Venlo), einfach (du.): einfách (Venlo), gewoon: gewoën (Venlo, ... ), gəwōēn (Venlo) eenvoudig [SGV (1914)] || zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)] III-1-4
eenvoudige of armoedige woning keet: keet (Venlo) Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)] III-2-1
eenzaam alleen: állein (Venlo), eenzaam: einzaam (Venlo), gans alleen: gans allein (Venlo) alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] III-3-1