| 25576 |
het deeg op de werkbank verdelen |
afsteken:
āfstē̜kǝ (L271p Venlo)
|
Het verdelen van het deeg in stukken die, eenmaal gevormd en gebakken, de bepaalde broodvorm met het bepaalde gewicht zullen geven. De bij deze vraag opgegeven woordtypen "afwagen", "wagen", "afwegen", zijn overgebracht naar het lemma ''deeg afwegen''. [N 29, 32a; N 29, 30b; monogr.]
II-1
|
| 28531 |
het eerste zwermen na de voorzwerm |
nazwermen:
nǭzwɛrmǝ (L271p Venlo)
|
Het nazwermen, zodra de voorzwerm eraf is. Dit gebeurt ongeveer acht dagen na de voorzwerm. [N 63, 40a]
II-6
|
| 19647 |
het gras maaien |
maaien:
meie (L271p Venlo)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor \'het gras afmaaien\'? (afdoen, afsnijden) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
| 23742 |
het heilig hartbeeld laten introniseren |
intronisatie (<fr.):
intronisasie (L271p Venlo),
intronisatie (L271p Venlo),
toewijding:
toewiejing (L271p Venlo)
|
Een beeld van het H.Hart in het huisgezin laten introniseren, d.w.z. plechtig een ereplaats geven, door een parochiegeestelijke, wanneer die op huisbezoek komt. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
āfdrɛi̯jǝ (L271p Venlo)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
| 32689 |
het land aftreden |
treden:
trē ̞ǝ (L271p Venlo)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
| 19638 |
het licht aandoen |
aandraaien:
aandreejen (L271p Venlo)
|
Wat zegt u tegen \'het licht aansteken\'? (aandoen, aanmaken, aandraaien) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
| 32133 |
het meubelstuk met spijkers beslaan |
benagelen:
bǝnē̜gǝlǝ (L271p Venlo)
|
Het meubelstuk ter versiering met spijkers beslaan. [N 53, 152f]
II-12
|
| 23609 |
het misboek omdragen |
omdragen:
umdrage (L271p Venlo)
|
Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 34005 |
het paard leiden |
leiden:
lēi̯ǝ (L271p Venlo)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|