e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
honingvat honingtank: hōneŋtɛŋk (Venlo) Ton, kuip of vat voor het bevatten of kortstondig bewaren van de gezeefde honing. Wanneer de honing gezeefd is, mag hij niet meteen in potjes of bussen gedaan worden, omdat er nog zeer kleine onzuiverheden in zitten. Laat men de honing een paar dagen rijpen, dan komen deze ongerechtigheden bovendrijven en kan men ze als schuim verwijderen. De woordtypen rijper en honingrijper duiden op dit laten rijpen. Het woordtype honingtank duidt op een grootschalige, moderne verwerking van de gezeefde honing. [N 63, 128a; Ge 37, 178; monogr.] II-6
honingzeef zeef: zēf (Venlo) Toestel gemaakt van metalen gaas waarmee de honing gezuiverd wordt van stukjes broed, wasdeeltjes en ander afval. Bij voorkeur gebruikt men een bolvormige of puntvormige zeef. [N 63, 127a; Ge 37, 176; monogr.] II-6
honingzemerij honingzemerij: hōneŋziǝmǝri (Venlo) Honingverwerkingsbedrijf. Bedrijf waar de ruwe honing door persen, zeven en zuiveren tot eetbare honing wordt gemaakt. Veelal is er sprake van een coōperatief verband van bijenhouders. [N 63, 117; monogr.] II-6
hoofd kop: kop (Venlo, ... ), köp (Venlo), B.v. hald diene kop.  kop (Venlo), B.v. kop wie een vaatsmand.  kop (Venlo) [N 10 (1961)]hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)] III-1-1
hoofd (spotnamen) bol: bol (Venlo, ... ), bolles: B.v. hae veel op ziene bolles.  bôlles (Venlo), bomkop: bômkop (Venlo), bums: bums (Venlo, ... ), dikkop: diekkop (Venlo), drukbol: drökbol (Venlo), kiebus: keibes (Venlo), kiëbus (Venlo), knikker: knikker (Venlo, ... ), kobbes: kuëbes (Venlo), tets: taets (Venlo), B.v. ik heb jeuk op mienen taets.  taets (Venlo) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofdaltaar hoofdaltaar: haufaltaor (Venlo), hoogaltaar: hoogaltaor (Venlo) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofdbord rug: rø̜k (Venlo) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek doekje: dukske (Venlo), kopdoek: kopdook (Venlo, ... ), kopdoekje: kopdukske (Venlo) hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] III-1-3
hoofdkaas hoofdvlees: huidvleis (Venlo, ... ), huitfleis (Venlo), huutvleisch (Venlo), høͅi̯t˃vleͅi̯s (Venlo), zult: soms  zult (Venlo) hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult [N 06 (1960)] || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)] III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen kap: kap (Venlo) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3