e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klauw van een bankhaak klemkant: klɛmkant (Venlo) Het plat uitgesmede deel van de bankhaak dat het werkstuk vastklemt. [N 53, 210b; monogr.] II-12
klauwhamer klauwhamer: klǫwhāmǝr (Venlo) Hamer waarvan de kop een gespleten en vaak ook gekromd uiteinde heeft, waarmee men spijkers uit het hout kan trekken. Van de klauwhamer bestaan verschillende uitvoeringen. Het oudere model heeft meestal geen gekromde hamerpin, het recentere model wel. Zie ook afb. 87. [N 53, 131; monogr.] II-12
klaver, algemeen klaver: klāvǝr (Venlo), klee: kliǝ (Venlo) De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.] I-5
klaveren in het kaartspel klaveren: klavere (Venlo, ... ), klaveren (Venlo), (moderne "nieuwe"benaming).  klaveren boer (Venlo), kleen: klieë (Venlo), kruitseren: (oude benaming).  kruutseren boer (Venlo) 2. Klaveren bij kaartspel. || Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)] || klaveren boer [SGV (1914)] III-3-2
klaverhoning kleehoning: kliǝhōneŋ (Venlo) Honing afkomstig van de klaverbloesem. Klaver is een zeer goede drachtbron, die uiteindelijk een heel fijne tafelhoning oplevert. De klaverhoning is geel van kleur en mild van smaak. [N 63, 112b; monogr.] II-6
klaverjassen (kaartspel) klaverjassen: klaverjasse (Venlo), klāvərjasə (Venlo) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
kledij, kleren goed: good (Venlo), kledage: kleiage (Venlo), kleiaje (Venlo), kleijaage (Venlo), kleijazie (Venlo), kléjazie (Venlo), kleren: kleier (Venlo, ... ), kleijeer (Venlo), kleijer (Venlo, ... ), klījer (Venlo), klèijər (Venlo), (t kleid)  kleijer (Venlo), ploeten: WNT: ploet, waarschijnlijk een klanknabootsing met de bet. vod, lap, het meervoud is dan later schertsend gebezid voor kleeren. Verg. plod. // Ploeten (Limb.), kleedingstukken, schuerm. 491a.  ploète (Venlo), t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]: kleier (Venlo), kleijer (Venlo, ... ), klyer (Venlo) (1. goed 2. kleding || ... de kleren (het kleed) ... - bedoeld wordt de vrouwenkleding [DC 03 (1934)] || kleding || Kleding (algemeen). Wat is in uw dialect het algemene woord voor kleding heel in het algemeen? [DC 62 (1987)] || kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)] || Mannenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
kleed kleed: ut kleid (Venlo) ... de kleren (het kleed) ... - bedoeld wordt de vrouwenkleding [DC 03 (1934)] III-1-3
kleerborstel kleerborstel: kleierbörstel (Venlo, ... ), meubelborstel: muibelbörstel (Venlo) Kleerborstel. Hoe noemt men het hierboven afgebeelde voorwerp, dat wordt gebruikt om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen enz. te verwijderen? [DC 15 (1947)] III-1-3
kleerhanger hanger: hęŋǝr (Venlo), klederhanger: kleierhanger (Venlo) Een gebogen hout met een haak om kleren op te hangen (kleerhanger, kapstok) [N 79 (1979)] || Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.] II-7, III-2-1