| 18346 |
lap op een schoen |
lap:
lap (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
lapje:
lepke (L271p Venlo),
stuk:
stök (L271p Venlo)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 28472 |
larven |
larven:
larvǝ (L271p Venlo)
|
Toestand van larf van het broed vóór de verzegeling. Normaal is dat de eieren, zowel die waaruit werkbijen als die waaruit darren of moeren geboren worden, na drie dagen uitkomen in de vorm van een larf of made. Na vijf dagen heeft de larf door goed voeren een gewicht bereikt dat het 1500-voudige is van haar geboortegewicht. Vijf dagen duurt deze toestand als larf. Vervolgens wordt de cel verzegeld en treedt verpopping op van de larf. Dertien dagen zit ze in de gesloten cel. In totaal duurt het dus 21 dagen, voor dat werkelijke werkbij er is. Bij de dar duurt deze periode 24 dagen en bij de koningin slechts 15 à 16 dagen. [N 63, 21b; Ge 37, 68]
II-6
|
| 18933 |
last, moeilijkheid |
last:
lás (L271p Venlo)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18980 |
laster |
achterklap:
àchtərkláp (L271p Venlo),
laster:
laster (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] || laster [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 18999 |
lasteren |
afkraken:
aaf krake (L271p Venlo),
in opspraak brengen:
in ópspraok bringə (L271p Venlo),
kwaadspreken:
kwaod spraeke (L271p Venlo),
lasteraar:
lasteraer (L271p Venlo),
lasteren:
lastere (L271p Venlo),
zwartmaken:
zwart make (L271p Venlo)
|
het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] || iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19297 |
lastig (werken) |
difficile (fr.):
diffesiel (L271p Venlo),
diffisiel (L271p Venlo),
dĭĕffĭĕsīēl (L271p Venlo),
lastig:
lastig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
moeilijk:
meujlik (L271p Venlo),
niet gemakkelijk:
neet gemékkelijk (L271p Venlo),
niet meevallend:
neet meivallend (L271p Venlo),
ongemakkelijk:
óngəmékkəlik (L271p Venlo),
zwaar:
zwaor (L271p Venlo)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] || zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19031 |
lastig kind |
doerak:
doerak (L271p Venlo),
nest:
nis (L271p Venlo),
vervelend kind:
vervaelend kind (L271p Venlo)
|
een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19289 |
lastig zijn |
donderjagen:
donderjage (L271p Venlo),
dóndərjáágə (L271p Venlo),
judassen:
judasse (L271p Venlo),
klieren:
klĭĕrə (L271p Venlo),
pesten:
peste (L271p Venlo),
tergen:
terge (L271p Venlo),
térgə (L271p Venlo),
vervelen:
vərvèlə (L271p Venlo)
|
tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 21812 |
lastigvallen |
hinderen:
hindere (L271p Venlo),
hindərə (L271p Venlo),
in de weg staan:
in de waeg staon (L271p Venlo),
koeioneren (<fr.):
koeienere (L271p Venlo),
pesten:
peste (L271p Venlo),
storen:
stoorə (L271p Venlo)
|
iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 30234 |
latei |
latei:
latęj (L271p Venlo),
ontlastingsbalk:
ontlastingsbalk (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.]
II-9
|