e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laten laten: loate (Venlo) laten [SGV (1914)] III-1-2
laten wijden autozegenen: auto zaegene (Venlo), inzegenen: inzaegene (Venlo), landzegen: landzaegen (Venlo), laten zegenen: laote zaegene (Venlo), zegenen: zaegene (Venlo, ... ) Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)] III-3-3
latierboom boxboom: bǫks˱bǫu̯m (Venlo) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
latnagel latnagel: latnāgǝl (Venlo) Draadnagel, die wordt gebruikt om latten, zoals die bijvoorbeeld bij het timmeren van een gebint worden gebruikt, vast te zetten. Volgens de respondent uit Mechelen (Q 204a) hadden latnagels nummer 27/11; ze waren dan dus 2.25 duim (¬± 5.5 cm) lang. [N 54, 16b; monogr.] II-12
latwerk hortje: hø̜rtjǝ (Venlo) Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d] I-13
laurier laurier: lereer (Venlo, ... ), laurierblaadje: lereerblaedje (Venlo) laurier || laurierblaadje III-2-3
laurierboompje laurier: lereer (Venlo), laurierblaadje: lereerblaedje (Venlo) laurier || laurierblad III-2-1
lauw weer laf (weer): laf waer (Venlo), làf wéér (Venlo), lauw (weer): lauw waer (Venlo), lauw wéér (Venlo), lui (weer): lui waer (Venlo), lwij wéér (Venlo), mat weer: mat wéər (Venlo), moe (weer): muüg waer (Venlo), voos (weer): foeës waer (Venlo), fōēs (Venlo), vōēs (Venlo) loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)] III-4-4
lawaai maken laweit maken: lawait make (Venlo), lèweit máákə (Venlo) lawaai maken [SGV (1914)] || lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)] III-4-4
lawaai, herrie herrie: herrie (Venlo), hèrrĭĕ (Venlo), kabaal: kebaal (Venlo), laweit: lawait (Venlo), leweit (Venlo), lèweït (Venlo), leven: laevə (Venlo), spektakel: spektakel (Venlo), spèktaákəl (Venlo) een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] || lawaai [SGV (1914)] || lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)] III-4-4