e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
monicazak monicatas: monika tes (Venlo) een binnenzak met ruimte tussen de zak en het pand (monikazak?) [N 59 (1973)] III-1-3
monnik monnik: monnik (Venlo), (o; bijna oo).  monnik (Venlo), (oude mensen zeggen: munnikº.  munnik (Venlo) Een monnik [munnik]. [N 96D (1989)] || monnik [SGV (1914)] III-3-3
monstrans monstrans (lat.): monstrans (Venlo, ... ) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)] III-3-3
mooi mooi: moeëj (Venlo) mooi III-1-4
mooi, helder weer helder weer: helder waer (Venlo), klaar weer: klaor waer (Venlo), lekker weertje: lekker waerke (Venlo), mooi weer: moei (Venlo), moei waer (Venlo), moëij waer (Venlo), mōēj wéér (Venlo), mōēj wéér zĭĕn (Venlo), schoon weer: schoën waer (Venlo), schôên wéər (Venlo) mooi || mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)] III-4-4
moordkruis herdenkingskruis: herdinkingskruuts (Venlo) Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)] III-3-3
moorkop moorkop: mōrkǫp (Venlo) Paard met zwarte kop, manen en staart, terwijl de romp vele witte haren tussen de bruine onderkleur heeft. Het wordt muisvaal of vaalblauw geboren, maar wordt in het eerste levensjaar al zwart. [N 8, 63f] I-9
moot vis moot: moot (Venlo, ... ), mootje: mootje (Venlo), stuk: stök (Venlo) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3
mopperen brommen: brómme (Venlo), foeteren: foetere (Venlo), grieken: greke (Venlo), vgl. Venlo Wb. (pag. 138): greke, de pest in hebben. vgl. Tegelen Wb. (pag. 87): greke, stuurs, bars uitvallen.  greeke (Venlo), griekerig zijn: grekerig zien (Venlo), kijven: kīēvə (Venlo), knoteren: knotere (Venlo), krikkelen: kraekele (Venlo), mompelen: mómpələ (Venlo), mômpele (Venlo), mopperen: moppere (Venlo, ... ), móppərə (Venlo), mópərə (Venlo), morren: mórrə (Venlo), zanikken: sanikke (Venlo) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] || brommen || mopperen zonder aanleiding || uit zijn humeur, brommig, knorrig [miezerig] [N 85 (1981)] || uit zijn humeur, knorrig [gallig, gichtig, drollig, knorrig] [N 85 (1981)] || zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
morel, zure kers duivelskraal: Ook bitterzoet  duùvelskralle (Venlo) duivelskers I-7