e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paling, aal aal: aol (Venlo, ... ), oal (Venlo), geen verschil  aol (Venlo), het gerecht heet paoling  aol (Venlo), kwakaal: kwakaol (Venlo), paling: paoling (Venlo, ... ), poaling (Venlo, ... ) aal [SGV (1914)] || aal, kleine soort || aal, paling [DC 10 (1941)] || paling [SGV (1914)] III-4-2
palmboompje buxus: in de tuin  buxus (Venlo), palm: palm (Venlo), de takjes van Palmpasen  palm (Venlo), palmhoutje: plamhöltje (Venlo), palmstruik: -  palm struuk (Venlo), palmtakje: -  palmtekske (Venlo) palm || palm (Buxus sempervirens) [DC 69 (1994)] || palmboompje (buxus) III-4-3
palmpaas palmhoutje: palmhöltje (Venlo), palmhøͅltje (Venlo), palmhøͅltjə (Venlo, ... ), palmpasen: palmpōͅsə (Venlo) De versierde en van allerlei lekkerneien voorziene stok waarmee men rondloopt op Palmzondag [palmpaas]. [N 88 (1982)] || Met broodfiguren e.d. opgetuigde palmtakken waarmee kinderen met Palmpasen in n optocht rondtrekken. || Op de morgen van Palmzondag (s zondags vóór Pasen) rondlopen met een versierde stok, waarop een voorwerp van brood is bevestigd. [N 88 (1982)] III-3-2
palmtakje palmtakje: palmtekske (Venlo) Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
palmwijding palmwijden: palmwieje (Venlo) De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)] III-3-3
palmzondag palmzondag: palmzondaag (Venlo) De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)] III-3-3
pan of ketel met het hete gietwater tuit: t ̇ø̜̜jt (Venlo) In het stenen fornuis waarin de boerin vroegende was kookte, wordt water verhit. Met een pan, ketel of emmer schept men hieruit heet water dat dan over het varken wordt gegoten. Beschikt men niet over een dergelijk fornuis, dan wordt het water in ketels e.d. op de kachel of een gewoon keukenfornuis verwarmd. [N 28, 20] II-1
pandoeren (kaartspel) pandoeren: pandoere (Venlo) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
pandverbeuren pandverbeuren: pandverbeure (Venlo) pandverbeuren [SGV (1914)] III-3-2
panlatten panlatten: panlatǝ (Venlo), pannenlatten: panǝlatǝ (Venlo) De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.] II-9