| 24721 |
schors van naaldbomen |
schaal:
WLD
schaal (L271p Venlo)
|
De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 33585 |
schorseneer |
schorseneel:
sjorseneele (L271p Venlo)
|
I-7
|
| 18283 |
schort zonder borststuk |
lage scholk:
liëge scholk (L271p Venlo),
scholkje:
half
schŏlkske (L271p Venlo)
|
zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
| 29934 |
schort, voorschoot |
scholk:
sxǫlǝk (L271p Venlo)
|
[N 30, 5a; monogr.]
II-9
|
| 28818 |
schortenbont |
cotonnade:
katǝnāt (L271p Venlo)
|
Bonte stof voor schorten, meestal van katoenen stof. [N 62, 86; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
| 25069 |
schortvol |
scholk:
schólluk (L271p Venlo),
slip:
slip (L271p Venlo),
slup (L271p Venlo)
|
de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 21367 |
schot |
schot:
scheut (L271p Venlo)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 19506 |
schotel |
schotel:
dienende om iets op te dienen voor een maaltijd.
schöttel (L271p Venlo),
platte schaal voor vlees en dgl.
schôttel (L271p Venlo),
Verklw. schuttelke
schóttel (L271p Venlo),
waarvan men eet
schōttel (L271p Venlo)
|
schotel || schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19508 |
schoteltje |
schoteltje:
schuddelke (L271p Venlo),
schuttelke (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
teldertje:
telderke (L271p Venlo)
|
schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 17637 |
schouder |
schouder:
de schouwers optrekke (L271p Venlo),
schouwer (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
sxouwəR (L271p Venlo)
|
Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)] || schouder [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|