e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrijvertje schrijvertje: schrīēverke (Venlo) schrijvertje: Hoe noemt u in uw dialect het zilveren torretje dat in groepjes kringelende bewegingen maakt op het wateroppervlak? Het lijf van het insect ligt op het water waardoor de pootjes niet te zien zijn. [N100 (1997)] III-4-2
schrikachtig schouw: šǫu̯ (Venlo) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrikkeldag schrikkeldag: schrikkeldaag (Venlo) 29 februari (in een schrikkeljaar). [N 88 (1982)] III-3-2
schrikkeljaar schrikkeljaar: schrikkeljaor (Venlo) schrikkeljaar [SGV (1914)] III-3-2
schrikken ijzen: īēzə (Venlo), schrikken: schrikke (Venlo, ... ), schrikkə (Venlo), verschieten: verschete (Venlo, ... ), verschrikken: vərschrikkə (Venlo) door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken || schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schrobben de goot schrobben: de stoep schrobben met straotbessum  de göt schroebe (Venlo), de stoep schrobben: of de straot  de stoep schroeben (Venlo), de straat keren: zonder water, gewoon (den drek) opvegen  de straot kère (Venlo), de straat schrobben: met water  de straot schroebbe (Venlo), keren: met heibessum  kaeren (Venlo) schrobben [DC 15 (1947)] III-2-1
schrobbezem bezem: bessem (Venlo), schrobber: schrübber (Venlo, ... ), schrüber (Venlo), sxrybər (Venlo), Verklw. schruberke  schruber (Venlo) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] || schrobber III-2-1
schrobzaag, sleutelgatzaag schrobzaag: sxrup˲zāx (Venlo), sleutelzaag: slø̄tǝlzāx (Venlo), stootzaag: stuǝt˲zāx (Venlo) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12
schroefdraad schroefdraad: sxrū.f˱drǭt (Venlo) De spiraalvormige verhevenheid aan een houtschroef. Zie ook het lemma ɛschroefdraadɛ in wld II.11, pag. 69.' [N 54, 37g; N 54, 37a; monogr.] II-12
schroeien schroeien: schreuje (Venlo), sxrø&#x0304i̯ə (Venlo), snerken: snierke (Venlo) Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || schroeien [SGV (1914)] III-2-1