e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
selderij selderdie: selderdie (Venlo), selderie: selderie (Venlo, ... ), WLD  selderie (Venlo), seldərīē (Venlo) selderij || Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
sering kruidnagel: kroednagel (Venlo, ... ), kroèdnagel (Venlo, ... ), -  kroednagel (Venlo, ... ), kroednagels (Venlo, ... ), kRoetna:gəl (Venlo), kRoetna:gəl* (Venlo), kroetnagel (Venlo, ... ), seringen  kroèdnagel (Venlo, ... ), sering: -  sering (Venlo, ... ) [DC 17 (1949)] [DC 17 (1949)] [SGV (1914)]sering [DC 17 (1949)], [DC 60a (1985)], [SGV (1914)] I-7, III-4-3
servies servies: serviès (Venlo), serviês (Venlo) Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] || servies III-2-1
sierkleedje, antimakassar canapèkleedje: kánnepeekledje (Venlo), dekje: dekske (Venlo) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] || sierkleedje III-2-1
sierlijke omslagdoek neusdoek: nuisdook (Venlo, ... ) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sigaar flambouw: flambouw (Venlo), sigaar: Verklw. sigaerke  sigaar (Venlo) dikke sigaar || sigaar III-2-3
sigarenpijpje pijpje: piepke (Venlo), roortje: reurke (Venlo), sigarenpijpje: sigaarepiepkə (Venlo), sigarepiepke (Venlo, ... ), səgààrəpiepkə (Venlo), sigarettenpijpje: segrééttəpīēpkə (Venlo) metalen buisje in pijpeschacht || sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3
sigaret bies: Verklw. beeske  bees (Venlo), snirk: Verklw. snierkske  snierk (Venlo) sigaret III-2-3
sijs sijsje: sieske (Venlo) sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
sikkel (het/de) kromme: krom (Venlo), kromme zeis: krǫm zęi̯s (Venlo), sikkel: sekǝl (Venlo) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5