e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijm slijm: sliem (Venlo, ... ), sliĕm (Venlo), slīēm (Venlo), zever: zijver (Venlo) Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder). [N 84 (1981)] III-1-2
slijm bij de nageboorte slever: slɛi̯vǝr (Venlo) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11
slijmblaas knoei: knui̯ (Venlo) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slijpstaal slijpstaal: sli.pstǭl (Venlo) Een ¬± 40 cm lange stalen pin, voorzien van een handvat. Het oppervlak van de pin is soms wel, soms niet geruwd. Het staal wordt gebruikt om een mes of krabber op aan te zetten. Zie afb. 2. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1
slijpsteen oliesteen: ǭ.listęjn (Venlo), slijpsteen: sli.pstęjn (Venlo), slīpstęjn (Venlo), zandsteen: zantstęjn (Venlo, ... ) De ronde steen die om een as in een draaiende beweging wordt gebracht met behulp van een zwengel. Hij dient voor het slijpen van onder meer beitelbladen. Zie ook afb. 71. Vroeger hing de steen voor de helft in een bak met water en werd hij handmatig voortbewogen. Als slijpsteen werden natuurlijke steensoorten gebruikt. Tegenwoordig wordt vooral gewerkt met elektrisch aangedreven slijpmachines waarin kunstmatig gevormde slijpstenen bevestigd kunnen worden. Zie ook het lemma ɛslijpsteenɛ in Wld II.11, pag. 76.' [N 53, 49a; monogr.] || Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1, II-12
slijtplek sleet: slēt (Venlo), versleten plek: vǝrslītǝ plɛk (Venlo) Plaats waar een stof gesleten of doorgesleten is. [N 62, 44; MW] II-7
slikken doorslokken: doorslōēkə (Venlo), slikken: slikke (Venlo, ... ), slikkə (Venlo), slokken: slŏĕke (Venlo) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim goed bij: dae is waal good bèj (Venlo), rap: rap (Venlo), ràp (Venlo), schlau (du.): slauw (Venlo, ... ), schrander: schràndər (Venlo), slim: slum (Venlo, ... ), snugger: snugger (Venlo), vlot: vlót (Venlo) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] || een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || pienter || schrander [SGV (1914)] || slim || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slimmerik gare, een -: gare (Venlo), gewiekste, een -: gewieksde (Venlo), gladdekker: gladdekker (Venlo), gladjanus: gladjanus (Venlo), kloekschieter: verouderd woord; mar.: cf. s.v. "schete"= schieten!  klookscheter (Venlo), kloekschijter: mar.: cf. schièter = bangerik  klookschièter (Venlo), schlauberger (du.): slauwberger (Venlo), slimmerik: slummerik (Venlo, ... ), slummərik (Venlo) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] || slimmerd || slimmerik III-1-4
slingeren slingeren: sleŋǝrǝ (Venlo) Het oogsten van honing door middel van een honingslinger. De ramen worden zo geplaatst dat de toplatten achteraan komen. De reden is dat de stand van de cellen van binnen naar buiten wijst, iets schuin omhoog. [N 63, 126; N 63, 123a; JG 1b; Ge 37, 174; monogr.] II-6