| 28661 |
slingerhoning |
slingerhoning:
sleŋǝrhōneŋ (L271p Venlo)
|
Honing die geoogst wordt door de raten in een toestel rond te laten slingeren, waardoor de honing uit de raten verwijderd wordt. [N 63, 116c; N 63, 115c; JG 1a; monogr.]
II-6
|
| 31774 |
slingerzaagmachine |
pendelzaag:
pęndǝlzāx (L271p Venlo),
slingerzaag:
sleŋǝrzāx (L271p Venlo)
|
Cirkelzaag waarvan het blad niet haaks op de as bevestigd is. De slingerzaagmachine wordt gebruikt om groeven uit te zagen. Zie ook afb. 22. [N 53, 18; monogr.]
II-12
|
| 25072 |
slinken, minder worden |
krimpen:
krumpe (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
slinken:
slinkə (L271p Venlo)
|
minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 18969 |
slinkse streken |
gemeen:
gemein (L271p Venlo),
listen:
listə (L271p Venlo)
|
oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18228 |
slip |
slip:
haempslup (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
sleip (L271p Venlo),
slip (L271p Venlo),
slup (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
tomp:
tómp (L271p Venlo)
|
afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || hemdslip || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] || hoek, uiteinde || slip van hemd of jas
III-1-3
|
| 18771 |
slip (toel.) |
<ww.> vlaggen:
Sub vlagge. (Zie ook afb. p. 277).
dich vlags (L271p Venlo)
|
#NAME?
III-1-3
|
| 18694 |
slip-over |
pullover:
pullover (L271p Venlo),
slip-over:
slipover (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18270 |
slipjas |
frak:
frak (L271p Venlo),
jacquet (<fr.):
sjekèt (L271p Venlo),
slipjas:
sliepjas (L271p Venlo),
slipjas (L271p Venlo),
slupjas (L271p Venlo)
|
jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] || slipjas
III-1-3
|
| 18538 |
slipjas: spotnamen |
billentikker:
billentikker (L271p Venlo),
billetikker (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
hondjesterger:
NB p. 149: hónd (hund, hundje), hond.
hundjesterger (L271p Venlo),
kontenkletser:
kóntekletser (L271p Venlo),
kontentikker:
kóntentikker (L271p Venlo),
kuitentikker:
koeten-tikker (L271p Venlo)
|
de jacquet-jas (slipjas, billetikker?) [N 59 (1973)] || frakjas || het jacquet-jas (slipjas, billetikker) [N 59 (1973)] || jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] || kortjasje (billentikker) || pandjesjas, jacquet
III-1-3
|
| 18299 |
slobkous |
gamasche:
van leer
gamaschen (L271p Venlo),
kamasse (L271p Venlo),
slobkous:
slobkousen (L271p Venlo),
sloebkous (L271p Venlo),
sloebkouse (L271p Venlo),
sloepkous (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
sloepkouse (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
sloopkouse (L271p Venlo)
|
Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] || slobkous [SGV (1914)] || voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)]
III-1-3
|