e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneuvelen sneuvelen: sneuvele (Venlo, ... ), sneuvələ (Venlo) in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)] || sneven (sneuvelen) [SGV (1914)] III-3-1
snijbonen krombekken: WLD  krómbèk (Venlo), krômbekke (Venlo), snijbonen: snieboeën (Venlo), snieboënen (Venlo) Een soort van snijboon of van peul waarvan de dop een kromme vorm heeft (krombek, mussebek). [N 82 (1981)] || snijboon I-7
snijbrander snijbrander: snibrandǝr (Venlo) Lasbrander waarbij een tweede mondstuk is aangebracht waaruit zuurstof stroomt. Op deze wijze wordt een snelle verbranding verkregen van het materiaal dat door de vlam wordt bestreken. De snijbrander kan alleen worden toegepast bij het snijden van ijzer en staal en - met speciale voorzieningen - ook wel bij gietijzer. Zie ook afb. 44. [N 33, 317; monogr.] II-11
snijmes schilmes: sxęlmɛts (Venlo), stelmes: stęlmɛts (Venlo), trekmes: trękmɛts (Venlo) Lang mes met een recht blad en twee, vaak bolvormige, handvatten. Zie ook afb. 209. Het snijmes wordt gebruikt door diverse houtbewerkers zoals de timmerman, de stoeldraaier, de kuiper en de wagenmaker. De kuiper bewerkt er vooral de buitenkant van duigen mee, maar hij vormt er vaak ook de schuine buitenrand mee aan een vatbodem. Vgl. de woordtypen bodemmes en bodemsnijmes. De wagenmaker snijdt er spaken voor karwielen mee. Het eerste lid in het woordtype speekmes verwijst daarnaar. [N E, 13b; N E, 15; N E, 41; N G, 11a; N 33, 272; N 47, 12a; N 53, 76; A 32, 6; monogr.] II-12
snijwonde snee: eine sneej (Venlo, ... ), en snee‧j (Venlo), enne sneej (Venlo), enne sneej in de vinger (Venlo, ... ), enne snee‧j (Venlo, ... ), sneej (Venlo), unne sneej (Venlo), snijwonde: sniewond (Venlo), sniĕwónt (Venlo) snee in de vinger [N 07 (1961)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)] III-1-2
snikken beuken: baöke (Venlo), bäöke (Venlo), krijten: kriète (Venlo), snikken: snikke (Venlo, ... ), snokken: snoeke (Venlo, ... ), snotteren: snóttere (Venlo), wenen: wiene (Venlo) snikken || snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snip, algemeen snep: snep (Venlo) snip III-4-1
snipper snipper: snipper (Venlo), snippər (Venlo) een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)] III-3-1
snoepen slokken: sloeke (Venlo), snoepen: snoepen (Venlo) snoepen [SGV (1914)] III-2-3
snoeper slokker: sloeker (Venlo) snoeper III-2-3