e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaandel vaan: vaan (Venlo), vaandel: vaandel (Venlo, ... ), vāndəl (Venlo), vlag: vlag (Venlo) 1. Vaandel; 2. vlaggetje. || De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaandeldrager vaandeldrager: vaandeldraeger (Venlo), vaandeldrager (Venlo, ... ), vaandrig: vāndrex (Venlo) Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaars muk: mø̜k (Venlo), rind: rent (Venlo), vaars: vārs (Venlo), vē̜rs (Venlo), vǭrs (Venlo) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek handdoek: hant˂dōk (Venlo), schotelslet: schôttelslet (Venlo), Verklw. schóttelsletje  schóttelslet (Venlo) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vaatje, maat van 250 liter okshoofd: (vloeistof).  ókshoof (Venlo) de maat die een inhoud aangeeft van 250 liter [kwartje, meuken, okshoofd, vaatje] [N 91 (1982)] III-4-4
vadem, maat van uitgestrekte armen reik: eine rék (Venlo), vadem: vaom (Venlo) de maat die de afstand aangeeft tussen de rechter en de linkerhand bij zijdelings uitgestrekte armen (± 1,7m-1,9m) [rek, vadem, vaam] [N 91 (1982)] III-4-4
vademen (de/een) naald(e) invamen: ęjn nǭlt envē̜mǝ (Venlo), door het oog van de naald doen: dōr ǝt awx van dǝ nǭlt dǭn (Venlo), door het oog van de/een naald(e) steken: dōr ǝt awx van dǝ nǭlt stē̜kǝ (Venlo), door het oog van een naald vamen: dǭr ǝt awx van ǝn nǭlt vē̜mǝ (Venlo), invamen: envē̜mǝ (Venlo), vamen: vē̜mǝ (Venlo) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader pa: pa (Venlo), de "deftige"of die daar voor door willen gaan zeggen: -  pa (Venlo), later: -  pa (Venlo), pap: pap (Venlo, ... ), het volk maakt van pa weer pap  pap (Venlo), papa: pappa (Venlo), later: -  papa (Venlo), pappie: pappie (Venlo), paps: paps (Venlo), va: cf. WNT s.v. "va  va (Venlo), vader: vader (Venlo, ... ), gewoon: -  vader (Venlo) (vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; ik ga met mijn vader naar het land; volw. [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] III-2-2
vagebond heikneuter: heikneuter (Venlo), kramer: kriëmer (Venlo), landloper: laegluiper (Venlo), schooier: schoeier (Venlo), vagebond: váágəbónt (Venlo), zwerver: zwerver (Venlo) een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)] III-1-4
vagevuur vagevuur: vageveur (Venlo, ... ) Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] || vagevuur [SGV (1914)] III-3-3