e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bouwval gebraak: gebraak (Venlo), oude barak: aldən brak (Venlo), schavaak: sxavāk (Venlo), schevaak: schevaak (Venlo) (oud) vervallen gebouw etc. || bouwval || oud huis III-2-1
bouwvoor bovenste laag: bøę̄vǝstǝ Iǭx (Venlo), nerf/erf: ɛrǝf (Venlo), teelaarde: tēlę̄rt (Venlo) De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d] I-1
bovenbeen bovenarm: bovenarm (Venlo) Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3] I-9
bovendeel van de rug pokkel: bej pap op de poekel zitte (Venlo), B.v. bej vader op de poekel zitte.  poekel (Venlo), Op de - zitte.  poekel (Venlo), pokel zitten.  poekel (Venlo), rug: op de rök zitte (Venlo), ruk (Venlo), schoot: Op de schouwers zitte.  schôt (Venlo) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-1
boveneinde van de stam kopje: köpke (Venlo), top: toep (Venlo), WLD  toep (Venlo), tòp (Venlo) boomtop || Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3
bovenkant van een peperkoek korst: kors (Venlo) [N 29, 94a] II-1
bovenkant van het brood bovenkant: bǭvǝkant (Venlo) [N 29, 54a; monogr.] II-1
bovenkraag bovenkraag: bǭvǝkrāx (Venlo) Het buitenste of bovenste gedeelte van de kraag dat in het zicht komt. [N 59, 121a] II-7
bovenlicht bovenlicht: bǭvǝlēx (Venlo) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenmate, hevig, zeer bijzonder: bezônder (Venlo), erg: erg (Venlo), erg veel: erg vüel (Venlo), gans goed: gans good (Venlo), hevig: haevig (Venlo), zeer: ziër (Venlo) buitengewoon || hevig || zeer || zeer goed || zeer veel III-4-4