e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drogen, vooreesten drogen: drȳǝgǝ (Venray) De kieming stopzetten door het groenmout te laten drogen in de wind of het groenmout onderwerpen aan een inleidend droogproces op de vooreest. Zie ook het lemma ''moutzolder, vooreest''. [N 35, 12; N 35, 19] II-2
dronkaard drankmolen: draankmeule (Venray, ... ), drankwagen: drāŋkwāgə (Venray), drupjesheilige: Hij is ennen dröpkeshellege, dén ien alle herbaerge verieërd wert: gezegde voor iemand die een vaste en stevige drinker is  dröpkeshellege (Venray), zatlap: Enne zatláp is enne groeëte theoloog, went hij kent alle hellegedaag Zatlep en kiender spraeke/zegge de waorhejd  zatláp (Venray), zuiperd: zoeperd (Venray), Enne snoeper kan mieër versoepe as enne zoeper kan verzoepe Enne zoeper hit oeëts genoeg, enne snoeper noeët t Geft mieër âlde zoepers as âlde dokters  zoeperd (Venray), zuiplap: zoeplāp (Venray), zoepláp (Venray), Enne zoepláp is enne groeëten theoloog, went hij kent alle hellegedaag: gezegde voor iemand die graag drinkt en dan een feestelijke gebeurtenis als uitvlucht heeft Zaleg zien kaost schräöm,zaej de zoepláp, en ge mòt t nog biechte ok  zoepláp (Venray), zuipnikkel: zoepnikkel (Venray) drinkebroer || dronkaard || dronkaard, drinkebroer || dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] || dronkelap || dronkenlap || zuiplap III-2-3
dronken stuk in de kraag: stuk ien de kraag (Venray), teut: tø̄t (Venray), zat: zat (Venray, ... ), Iemes mòt hieël wat dreenke, allieër hij wer zat is Zat zien en zat werre is gâns wat ânders as zat hebbe Wat r nuchter ien zit, kumt r zat uut: dronken mensen tonen hun ware aard Zó zat as n òlliekroek/schup/ vaerke  zat (Venray) dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)] III-2-3
dronken zijn boven zijn theewater zijn: Bovve zien thieëwater zien: dronken zijn  bovve zien thieëwater zien (Venray), een lade aanhebben: ən lāi̯ ánhɛbə (Venray), een snede in de neus hebben: enne sneej ien de neus hebbe (Venray), geladen zijn: Go‰d gelaaje zien: flink dronken zijn  gelaaje zien (Venray), hem aan hebben: əm ánhɛbə (Venray), hem in de kar hebben: m ien de kár hebbe Um m ien de kár te hebbe, mòtteveul prËve  ɛm ien de kár hebbe (Venray), hem om hebben: m um hebbe (Venray), hem omhebben: Mit n fieës zien ær âlzelaeve meense die æm umhebbe  ’m umhebbe (Venray), kachel zijn: kachel zien: dronken zijn  káchel zien (Venray), lazerus zijn: lazerus zien (Venray), teut zijn: teut zien (Venray) dronken [N 10 (1961)] || dronken zijn || goed dronken zijn III-2-3
droog blijven droog blijven: drûug blîeve (Venray), t blijft over]: blijft droog (Venray), vast weer: vâst waer (Venray) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog snot snot: snot (Venray) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)] III-3-2
droog weer droog: drûuch (Venray) droog [RND] III-4-4
droogbloem droogbloem: druuëgbloem (Venray) droogbloem III-2-1
droogdoek, theedoek droogdoek: druuëgdoēk (Venray), handdoek: hant˂dōk (Venray), kopjesdoek: köpkesdoēk (Venray, ... ), schoteldoek: schòtteldoēk (Venray), schotelslet: schòttelslet (Venray), sxotəlslɛt (Venray), vaatdoek: vāt˂duk (Venray) afdroogdoek || de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || droogdoek voor de vaatwas || Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] || kopjeshandoek III-2-1
droogplaats baan: bãn (Venray) Het gedeelte van de steenbakkerij waar de vormelingen werden omgeslagen om te drogen tot ze hanteerbaar waren. De droogplaats werd voor de campagne gëgd, zonodig met zand opgevuld en met een verzwaard raamwerk gesleept, zodanig dat het oppervlak naar de kanten licht afhelde. Vervolgens werd het geheel gewalst - Geuskens, pag. 97. Drie meter breedte van de baan werd in Q 17 een zats (zats) genoemd. Was zoɛn stuk volgelegd, dan werd de vormtafel verplaatst. Zie ook het lemma ɛomzettenɛ.' [N 98, 95; monogr.] II-8