22432 |
feesten |
feesten:
fieëste (L210p Venray),
fīəstə (L210p Venray),
vieren:
viere (L210p Venray)
|
Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] || Feesten, feestvieren.
III-3-2
|
23615 |
feestpredicatie |
feestpreek:
fieestpreek (L210p Venray)
|
Een feestpredikatie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21127 |
fiets |
fiets:
fiets (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)]
III-3-1
|
21138 |
fietsen |
fietsen:
fietse (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28452 |
fijn broed |
fijn werk:
fīn węrk (L210p Venray)
|
De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b]
II-6
|
25170 |
fijne hagel |
hagel:
hə.gəl (L210p Venray)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33837 |
fijngebouwd |
fijn:
fin (L210p Venray)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|
18121 |
fijt |
fijt:
fiet (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20511 |
filet, haas |
haas:
haas (L210p Venray),
haasje:
hēēske (L210p Venray)
|
lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21853 |
filiaal |
bijzaak:
bi-jzaak (L210p Venray)
|
de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|