25233 |
gaan liggen (van de wind) |
gaan liggen:
de wient gôt ligge (L210p Venray),
göt ligge (L210p Venray)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20530 |
gaar |
gaar:
gaar (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
snotgaar:
snòtgaar (L210p Venray)
|
door en door gaar gekookt || gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] || genoeg gekookt, gebakken, gestoofd
III-2-3
|
18345 |
gaatje voor de schoenveter |
rijggat:
rejgatte (L210p Venray),
rijgatte (L210p Venray)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
26328 |
gaffelreep |
luireep:
luireep (L210p Venray)
|
Het dikke touw zonder einde dat in een grote lus tussen de gaffels over het gaffelwiel loopt; de molenaar hijst er bij windstilte de zakken mee op. Zie ook afb. 65. [N O, 25p; A 42A, 47; A 42A, 43; A 42A, 46]
II-3
|
26327 |
gaffelwiel, gaffelrad |
gaffelrad:
gaffelrad (L210p Venray),
gaffelwiel:
gaffelwiel (L210p Venray)
|
Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l]
II-3
|
24547 |
gagel |
gagel:
-
gagel (L210p Venray)
|
gagel [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
33905 |
gal |
gal:
(mv)
galǝ (L210p Venray),
knoop:
knūǝp (L210p Venray)
|
Gallen zijn veerkrachtige zwellingen met vochthoping in de gewrichtszakken, peesscheden of slijmbeurzen. Gallen komen voor langs de pijp, achter de knie, de koot en de kogel. Door allerlei oorzaken kunnen gallen ontstaan aan voor- en achterknieën, bij het jonge dier door verkeerde voeding, een tekort aan vitamine, een wormbesmetting, verkeerde standen, voetverwaarlozing en het te vroeg inspannen; bij oudere paarden zijn gallen vaak een teken van slijtage. Zie afbeelding 17 en 20. [A 48A, 54h; N 8, 90d, 90f en 90h; monogr.]
I-9
|
21314 |
galgenaas |
galgenaas:
galgenoas (L210p Venray),
schelm:
schelm (L210p Venray)
|
de algemene naam voor iemand die zich schuldig maakt aan een of ander misdrijf [strop, beest, priek, galgenaas] [N 90 (1982)] || galgenaas [SGV (1914)]
III-3-1
|
23265 |
galmgaten |
galmgaten:
galmgaate (L210p Venray),
galmgaten (L210p Venray),
galmgatte (L210p Venray),
galmgatter (L210p Venray)
|
De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24650 |
galnoot |
inktappeltje:
Veldeke 1979, nr. 1
ink-appelkes (L210p Venray)
|
De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|