18954 |
goedzak |
goede bluts:
goejen bluts (L210p Venray),
goede ziel:
goei ziel (L210p Venray),
goede, een -:
⁄ne goeie (L210p Venray),
lobbes:
löbbes (L210p Venray)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)] || fig. goedbloed, goedzak || goedzak [SGV (1914)] || goedzak, goedaardig wezen
III-1-4
|
24958 |
golf |
golfje:
gûlfke (L210p Venray)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24538 |
gom |
de boom bloedt:
Veldeke 1979, nr. 1 omschrijving
d’n boeëm bloeit (L210p Venray),
gom:
Veldeke 1979, nr. 1 omschrijving
gòm (L210p Venray),
wierook:
WLD
wieruk (L210p Venray)
|
De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20552 |
gombal |
zjiep-ke:
zjiepke (L210p Venray)
|
siepke; Hoe noemt U: Een balletje van gesuikerde arabisch gom (siepke) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17903 |
gooien |
smijten:
smiĕte (L210p Venray),
idiosyncr.
smieten (L210p Venray)
|
gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || werpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19570 |
gootsteen |
gootsteen:
gutstieën (L210p Venray),
gòtstieën (L210p Venray),
pompensteen:
poompestieën (L210p Venray, ...
L210p Venray),
spoelsteen:
spuulstieën (L210p Venray)
|
aanrecht met bak || aanrecht met bak en afvoer || gootsteen
III-2-1
|
30211 |
gording |
gording:
gǫrdeŋ (L210p Venray)
|
Zie kaart. Dwarsbalk die met behulp van klossen boven op het spantbeen wordt aangebracht. De gording draagt met haar uiteinden ongeveer 10 cm in de topgevels. Op de gordingen worden in dwarsrichting de kepers bevestigd. Vgl. afb. 49h. Zie voor het woordtype 'worm' ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291 s.v. 'worm', 'den': ø̄Slach van kepers. Ook in Limb. gebruikt overalø̄ en RhWb (ix) (Lieferung 8/9), kol. 576 s.v. 'Wirme', ø̄Dachpfette, auf der die Sparren aufliegen.ø̄ [N 54, 160; monogr.; N 31, 38 add; div.]
II-9
|
20544 |
gort |
meel:
mēēl (L210p Venray),
ongebuild meel:
òngebuuld mael (L210p Venray)
|
gort; Hoe noemt U: Graan dat op de molen verbrijzeld is, grutten (gort, grut, smoel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20608 |
gortpap |
grutjespap:
grötjespáp (L210p Venray)
|
gortepap
III-2-3
|
24411 |
gouden tor |
goudsmid:
chrysomelidae
gaoldsmid (L210p Venray),
Veldeke 1979 nr. 1
de goldsmid (L210p Venray)
|
Hoe noemt u de gouden kever: een soort kever, 15-21mm lang, bladsprietig (goudkever, goudbeest, gouwke, hovenier) [N 83 (1981)] || loopkever, gouden —
III-4-2
|