e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groep (duiven) klat: ien de klat vlīēge (Venray) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: in groep vliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
grof grof: grof (Venray), grǫf (Venray) Gezegd van een paard met zware poten. Een aantal antwoorden is opgenomen in het lemma ''zwaar paard'' (4.5.1), omdat het daar eerder thuishoort. [N 8, 64b] || grof [SGV (1914)] I-9, III-3-1
grof broed grof werk: grof węrk (Venray) Cellen bestemd voor darrenbroed. Na het maken van fijn broed gaan de bijen over op het vervaardigen van grof werk of de darrenraat. Het patroon van de darrenraat is gelijk aan dat van de werkbijenraat maar de celafmeting is belangrijk groter dan die bij de werkbijenraat. In deze grotere cel wordt de dar uitgebroed maar voor honingopslag is ze ook zeer geschikt. [N 63, 13c; Ge 37, 59] II-6
grof gebouwd grof: grof (Venray), pront: proont (Venray), staats: státs (Venray), zwaar: zwaor (Venray) Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)] || zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)] III-1-1
grof gebouwde vrouw hommel: hommel (Venray, ... ), schommel: schommel (Venray), schómmel (Venray), stevige meun: en stevige meun (Venray), en stevige moen (Venray) fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)] III-1-1
grommen grommen: Veldeke 1979 nr. 1  grommen (Venray) Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)] III-2-1
grond waarop de boerderij staat boerenmeste: būrǝmestǝ (Venray), meste: mestǝ (Venray) Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.] I-6
grond, aarde aarde: ērt (Venray), ē̜rt (Venray), grond: gront (Venray) De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-8
grondwater grondwater: grondwater (Venray), groondwater (Venray, ... ) grondwater, water dat zich in de grond bevindt oa doordat regenwater door de losse bovengrond tot op een harde laag zakt [zakwater, kwelm] [N 81 (1980)] || Wanneer men steeds dieper graaft in een veenkuil, komt men bij het grondwater uit. [I, 47] II-4, III-4-4
grondwerker grondwerker: grōntwęrkǝr (Venray) De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.] II-9