e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hakhaak hakhaak: hakhǭk (Venray) Bodemhaak waarvan de schacht, het gedeelte tussen het snijdende deel en het handvat, in lengte kan variëren. De hakhaak wordt gebruikt om de hak van de klomp iets naar achteren uit te hollen zodat zij beter past rond de hiel van de voet. Zie ook afb. 246. [N 97, 24; A 29a, 10a; A 29a, 10c; monogr.] II-12
hakken van het baggerslijk baggerd kortmaken: bagǝrt kortmākǝ (Venray) Als de baggerbrij eenmaal op het ligveld ligt, gaat men eerst de specie gelijkmaken en fijnhakken. [I, 103a] II-4
hakmes heep: heejp (Venray), heəp (Venray), hiëp (Venray), Dén/die is mit de hieëp gemákt: die persoon is foeilelijk Zò bòt as \'n hieëp: zeer bot zijnde Ok d\'n diksten aekenboeëm velt dur \'n hieëp: grote zaken worden ook volbracht met kleine middelen  hieëp (Venray) hakmes || hakmes, hiep [Roukens 03 (1937)] || heep (bijl) [SGV (1914)] III-2-1
haksel haksel: hɛksǝl (Venray) Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4
hakspijker hakspijker: hakspiǝkǝr (Venray) Eén van de spijkertjes die men gebruikt bij het maken van de hak. [N 60, 200e; N 60, 235b; N 60, 235; N 60, 200a; N 60, 202c] II-10
halen halen: hale (Venray), hālǝ (Venray) halen [SGV (1914)] || Verzamelen van nectar, stuifmeel en water door de meestal oudere werkbijen. [N 63, 41; Ge 37, 79] II-6, III-1-2
half- of stiefbroer halfbroer: halfbruur (Venray, ... ), halfbruūr (Venray), halve broer: halve bruur (Venray) half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)] || halfbroer, stiefbroer III-2-2
half- of stiefzuster halfzuster: halfzuster (Venray, ... ), halve zuster: halve zuster (Venray) half- of stiefzuster [DC 05 (1937)] III-2-2
halfhemd befje: befke (Venray), frontje: fröntjes (Venray) halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)] III-1-3
halfhoge knoopschoen? knoopbottine: knoeëpbettine (Venray), knoeəpbəttinnə (Venray) damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)] III-1-3