28632 |
het vlieggat dichtstoppen |
dichtmaken:
dextmākǝ (L210p Venray)
|
Wanneer men met de kasten of korven reist, stopt men het vlieggat dicht. Bij een kast gebeurt dit afsluiten met een schuif, bij een korf met hooi, gras of gaas. Korven en kasten worden met de onderkant boven en de raten in het verlengde van de as richting voertuig geplaatst (L 265, 289 en 333) en stevig met elkaar verbonden. [N 63, 104d; N 63, 105; monogr.]
II-6
|
19768 |
het vuur aansteken |
aansteken:
ánstaeke (L210p Venray),
Gillie het dat vuurke ángestòkt
ánstaeke (L210p Venray),
aanstoken:
anstoke (L210p Venray)
|
aansteken || aanstoken [SGV (1914)] || doen ontsteken/ vlam vatten
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
doven:
doeve (L210p Venray),
dôêweve (L210p Venray),
laten uitgaan:
laote uutgaon (L210p Venray),
uit laten gaan:
de kachel uut laote gaon (L210p Venray),
uut laote gaon (L210p Venray, ...
L210p Venray),
uitdoen:
Ge mòt de lámp ientieds uutdo‰n
uutdoēn (L210p Venray)
|
(uit)doven || doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
23618 |
het zielboek aflezen |
de dodenlijst aflezen:
aflaeze van de dooje liest (L210p Venray)
|
Het zielenboek aflezen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20678 |
hete bliksem |
hete bliksem:
hettenbliksem (L210p Venray)
|
stamppot van aardappelen met peren of appelen
III-2-3
|
20404 |
heten |
heten:
hèète (L210p Venray)
|
heeten [SGV (1914)]
III-2-2
|
32923 |
heukeling |
oppertje:
ǫpǝrkǝ (L210p Venray)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|
32381 |
heulbank |
heulbank:
hȳlbaŋk (L210p Venray),
hø̄lbaŋk (L210p Venray)
|
Een houten stellage, meestal vervaardigd uit een boomstam, waar in het midden een verdieping is aangebracht waarin de te bewerken klompen met behulp van stukken hout kunnen worden vastgezet. De klompen wijzen daarbij met hun voorzijde schuin naar beneden. Zo kan de klompenmaker bij het uithollen van de binnenzijde van de klompen meer kracht kan zetten. Zie ook afb. 237. Aan de zijkant van de heulbank zijn vaak twee houten pennen aangebracht waarin de messen en boren die bij het heulen worden gebruikt, vastgezet kunnen worden wanneer ze gewet dienen te worden. Zie ook het lemma ɛwettoppenɛ.' [N 97, 14a; A 29, 2; A 29a, 5a; monogr.]
II-12
|
17645 |
heup |
heup:
heup (L210p Venray, ...
L210p Venray),
In de zijde.
heup (L210p Venray)
|
heup [SGV (1914)] || heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18087 |
heupjicht |
ischias:
iezias (L210p Venray),
jicht:
jicht (L210p Venray)
|
Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (geschot, steek(te), pleurijs). [N 84 (1981)]
III-1-2
|