20827 |
inzouten |
inleggen:
(spek, vleis)
ienlegge (L210p Venray),
inzouten:
ienzâlte (L210p Venray),
Zo wordt het ook wel genoemd.
ienzâlte (L210p Venray),
zouten:
zalte (L210p Venray),
zâlte (L210p Venray),
Os mo‰der zâltte de gezâlte bòtter nog s mit twieë zâltdieële zalt, zodat die nie mer te aete was van zaltighejd
zâlte (L210p Venray)
|
inzouten || Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)] || zouten || zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
kijk:
kîêk (L210p Venray),
oog:
oeëg (L210p Venray)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
28611 |
jaagkorf |
jaagkieps:
jāxkips (L210p Venray)
|
Wijde, platte korf of gewone korf die met de opening naar beneden op de opening van een andere korf wordt gezet. Het vlieggat ontbreekt. Omdat men de korf gebruikt bij het jagen, noemt men die in dit geval jaagkorf. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 87d; monogr.]
II-6
|
21915 |
jaarduif |
eerste jaar oud:
eurste jaor alt (L210p Venray),
jarige, een ~:
jeurige dōēf (L210p Venray)
|
een duif die ouder dan één jaar is? [N 93 (1983)] || een jonge duif van één jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
jaorgetiej (L210p Venray)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21851 |
jaarmarkt |
allemansmarkt:
allemansmert (L210p Venray)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
sjekèt (L210p Venray)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21181 |
jagen |
afjagen:
afjāgǝ (L210p Venray),
jagen:
jage (L210p Venray)
|
Kunstmatige manier bij de korfteelt om een zwerm van het moedervolk te scheiden. Wanneer een voorzwerm niet snel genoeg afkomt en wanneer de imker er belang bij heeft dat het volk spoedig gaat zwermen, dan neemt hij zijn toevlucht tot het jagen. Als het darrenbroed achter in de korf bruin is, kunnen de bijen gejaagd worden. De imker zet de moederkorf met de kop op de grond en plaatst er de jaagkorf bovenop, zodat de openingen van beide korven tegen elkaar sluiten. Op de plaats waar de openingen tegen elkaar komen, windt men er een bijdoek om. Met ijzeren krammen hecht men de korven stevig aan elkaar vast. Men gaat nu met beide handen of met soms een stok voor en achter tegen de moederkorf kloppen, onderaan bij de kop van de korf beginnend en geleidelijk aan hoger (Gelens 1963, pag. 22). Af en toe opent men het gesloten vlieggat en blaast er rook in. Als men uit het zoemen der bijen heeft opgemaakt dat zij in de jaagkorf zijn overgelopen, maakt men de korven weer los. De koningin gevolgd door de groep bijen die normaal zou zijn gaan zwermen, zit nu in de jaagkorf. In de moederkorf, waarin geen moer meer zit, moet weer een sterk volk opgroeien door eerst en vooral een nieuwe koningin of moer te vormen. [N 63, 87a; monogr.] || voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)]
II-6, III-3-1
|
18259 |
jak |
jak:
jak (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
jak [SGV (1914)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
afgunst:
āəfgunst (L210p Venray),
jaloers:
jeloersch (L210p Venray),
jeloērs (L210p Venray),
sjaloers (L210p Venray)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloers || jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|