18041 |
jeuk |
jeuk:
jeuk (L210p Venray, ...
L210p Venray),
jeuks:
juks (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray)
|
jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
jeuke (L210p Venray)
|
jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18086 |
jicht |
het in de knoken hebben:
? t ien de knäök hebbe (L210p Venray),
jicht:
jicht (L210p Venray)
|
jicht [SGV (1914)] || Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23323 |
joden |
joden:
judde (L210p Venray)
|
joden [SGV (1914)]
III-3-3
|
21280 |
joelen |
druk maken:
druk maake (L210p Venray),
leven maken:
laeve make (L210p Venray)
|
zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22379 |
jojo |
jojo:
jojo (L210p Venray)
|
Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
jòng (L210p Venray),
jònk (L210p Venray),
⁄t kiend is nog jonk (L210p Venray)
|
jong (bn) || jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)]
III-2-2
|
25814 |
jong bier |
bier:
bir (L210p Venray)
|
Bier dat de hoofdgisting heeft ondergaan, vers gebrouwen bier. Volgens de invuller uit L 250 duurde het nagisten vroeger tweeëneenhalve maand terwijl er tegenwoordig slechts drie weken voor nodig zijn. [N 35, 72; monogr.]
II-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlugge pieper:
vlugge pĭĕper (L210p Venray)
|
een jong dat pas kan vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21913 |
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) |
kluts:
klots (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
een jong met schietende pluimen? [N 93 (1983)] || Hoe zegt men van een jong: "met schietende pluimen"? [N 93 (1983)]
III-3-2
|