20800 |
koken (tr.) |
koken:
Lót zoeë iemes ie zien aege vet gaar koke De kok kòkt nor aege moond en as ge t niet lust, dan lekt òw koont
koke (L210p Venray)
|
koken
III-2-3
|
24189 |
kokmeeuw |
kapmeeuw:
kapmeeuw (L210p Venray)
|
kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24303 |
kolblei |
bliek:
bliek (L210p Venray),
Veldeke 1979 nr. 1
d’n bliek (L210p Venray),
puinoog:
päönoeëg (L210p Venray)
|
blei (vis) || De kolblei lijkt op de brasem maar is bleker van kleur (blei, bliek, kapmes, kalfoog, platte, platter) [N 83 (1981)] || kolblei (vis)
III-4-2
|
28682 |
kolbtoestel |
kolb:
kǫlp (L210p Venray),
kolbtoestel:
kolptustɛl (L210p Venray)
|
Apparaat om de honing in de raat los te maken, voordat men gaat slingeren. Het is zwaarder dan de ericaborstel, de pennen ervan zijn steviger en er wordt vlugger mee gewerkt. Ook dit toestel wordt voor gebruik verhit in warm water. [N 63, 125b; N 63, 125a; monogr.]
II-6
|
33888 |
kolder |
kolder:
kǫldǝr (L210p Venray)
|
Kolder (< lat. cholera) is een slepende, ongeneeslijke hersenaandoening, die aanleiding geeft tot stoornissen in de beweging en de bloedsomloop. De uiterlijke verschijnselen zijn: onhandelbaarheid, niet willen werken, een sufferig uiterlijk, het hoofd laag houden en de oren laten hangen, evenals een waggelende gang. Deze vorm van aandoening wordt stille kolder genoemd. Bij verergering van de ziekte wordt het paard wild, draait in het rond en slaat op hol. Dan spreekt men van razende kolder. [A 48A, 37; N 8, 90p; monogr.]
I-9
|
19636 |
kolengruis |
gruis:
gruus (L210p Venray),
kolengruis:
kole gruus (L210p Venray),
kolegruus (L210p Venray)
|
Hoe noemt u het gruis van kolen? [N 104 (2000)] || kolengruis
III-2-1
|
19734 |
kolenkit |
helmkit:
helmkit (L210p Venray),
kolenbak:
kolenbák (L210p Venray),
kolentoot:
koletoēt (L210p Venray)
|
kolenbak || kolenkit || soort kolenkit, dikwijls van koper
III-2-1
|
19634 |
kolenschop |
kolenschoep:
koleschoēp (L210p Venray)
|
Hoe noemt u het werktuig om kolen enz. langs het keldergat in te doen (breed en aan een zijde afgerond)? (schop, troefel, kolenschup) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19467 |
kolenslik |
schlamm (d.):
In oorlogstijd gebruikt als vervanger van kolen
slám (L210p Venray)
|
modderachtige massa bestaande uit kolengruis met bindmiddel
III-2-1
|
24190 |
kolgans |
wilde gans:
alle soorten worden (wilde) ganzen genoemd
wilde gans (L210p Venray)
|
kolgans (± 70 witte kol, zwarte borststrepen; vaak tussen andere soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|