18004 |
koorts |
koorts:
korts (L210p Venray),
kurts (L210p Venray)
|
koorts [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
23563 |
koorzanger |
koorzanger:
koeerzenger (L210p Venray)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33806 |
koot |
koot:
kūu̯t (L210p Venray)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
19856 |
kop |
kop:
kǫp (L210p Venray)
|
De korte smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17c; N 98, 171; monogr.]
II-8
|
21945 |
kop op en neer schommelen (baltsverschijnsel) |
paren:
paare (L210p Venray)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: kop op en neer schommelen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21411 |
kopen |
kopen:
kooupe (L210p Venray)
|
koopen [SGV (1914)]
III-3-1
|
31225 |
koper |
geelkoper:
gē̜l kōpǝr (L210p Venray),
koper:
kuǝpǝr (L210p Venray),
roodkoper:
rǭt kōpǝr (L210p Venray)
|
In zuivere toestand een roodachtig-bruin metaal, zeer rekbaar en weker dan smeedijzer. Geelkoper of messing is een legering van koper met ca. 30 tot 40% zink en meestal een weinig tin. [N 66, 58a-b; monogr.]
II-11
|
19883 |
koper poetsen |
koper poetsen:
van koperwerk
kōpər putsə (L210p Venray),
poetsen:
putsə (L210p Venray, ...
L210p Venray),
van de kachel
putsə (L210p Venray)
|
metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
31180 |
koperslager |
koperslager:
kuǝpǝrslē̜gǝr (L210p Venray
[(verouderd)]
),
kōpǝrslē̜gǝr (L210p Venray),
pompenmaker:
pōmpǝmē̜kǝr (L210p Venray)
|
Ambachtsman die koperen voorwerpen vervaardigt voor huishoudelijk gebruik. Zie ook de paragraaf over de koperslager. Het woord ɛpompenmakerɛ werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt voor een loodgieter. Vgl. het lemma "loodgieter".' [N 66, 54a; L 34, 17a-b; Wi 2 add.; monogr.]
II-11
|
31181 |
koperslager (bijnaam) |
pompenpietje:
pompǝpitjǝ (L210p Venray)
|
[N 66, 54c]
II-11
|