e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koud, mistig en somber weer duister (weer): met een lengteteken op de a  duster wär (Venray), met lengteteken  duster wär (Venray), moek: ⁄t is moek (Venray), moekachtig: moekaechteg (Venray), moekig: moekeg (Venray), moekweer: moekwaer (Venray), mottig (weer): mottich (Venray, ... ), mòtiy (Venray), ⁄t is mottig waer (Venray), schuiverachtig: schuuveraechtig (Venray), stil (weer): stil wɛ:r (Venray), triest (weer): triest (Venray) donker [~ weer] [SGV (1914)] || koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistig, nevelig || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] || weer [donker ~] [SGV (1914)] III-4-4
koude bouw koude bouw: kaldǝ bǫw (Venray) Manier van raten bouwen waarbij de raten met de smalle kant naar het vlieggat zijn gekeerd, dwars op het vlieggat. De term koude bouw duidt niet op temperatuur. [N 63, 17b; N 63, 17c] II-6
koude mist zure mist: zu:rə mist (Venray) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: ène kalde wĭĕnd (Venray), waaien: wèjen (Venray) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] || koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
koudvuur koudvuur: kâld vuur (Venray) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)] III-1-2
kous met knoopjes slobsok: slobsok (Venray), slopzök (Venray) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen hoos: hoos (Venray, ... ), kous: Den kous is helemal recht er is gèn koet in gebreid (Venray), kous (Venray), ’t Biejn van die kous is te kort (Venray), is nie afgeminderd  Die kous is gand reicht, d’r zien gen mideringe in’t biejn (Venray), n kousen]: hoos (Venray), hoze (Venray) Die kous is helemaal recht, er zitten geen minderingen in het been. [DC 14A (1946)] || Het been van die kous is te kort. [DC 14A (1946)] || Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous [SGV (1914)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] III-1-3
kousenband bindel: bendel (Venray, ... ), bèèndel (Venray), kousenbindel: kousebaendel (Venray), kousenbendel (Venray, ... ) kousenband [N 07 (1961)] || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kouter kouter: kǭltǝr (Venray) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouwe drukte koude drukte: kalde drukte (Venray), poespas: poespas (Venray), zeik op een riek: zeik òp ⁄ne riēk (Venray) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)] III-1-4