e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laaggelegen weidegrond broek: brūk (Venray), zure grond: zūrǝ gront (Venray) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: lɛxt (Venray) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) stevel: steevel (Venray), stevel (Venray) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laars tot of boven de knie stevel: steevels (Venray) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
laarzenschacht bovenstuk: bovvestuk (Venray), bôvvestuk (Venray) schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)] III-1-3
laatste evangelie t letste evangjillióm?].: et laeste evangillie (Venray) Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)] III-3-3
laatste mis laatste mis: laeste mis (Venray) De laatste, vaak korte mis op zondag, de laatste gelegenheid om de mis te horen [snapmèske, gawkletske?]. [N 96B (1989)] III-3-3
lade lade: laaj (Venray, ... ), schommellade: schoemellaaj (Venray), tafellade: toffellaaj (Venray), toͅfəllāi̯ (Venray), tafeltrek: toffeltrek (Venray), vroeger  toͅfəltreͅk (Venray), trek: Kiek már ien d\'n trek, of \'r wat bruukbaars ien zit Ien d\'n bovvesten trek ligge: verwend worden Ien d\'n understen trek ligge: Genegeerd worden  trek (Venray), treklade: treklaaj (Venray) lade || lade in een kast of tafel als bewaarplaats voor klein gerief || lade in een tafel/kast || schuifbak in tafel of kast || schuiflade in een tafel || tafella [DC 53a (1978)] || tafellade III-2-1
ladegreep ladegreep: lājgrēp (Venray) Handvat waarmee men een lade kan openen. Een ladegreep wordt met de hele hand vastgehouden, een ladetrekker slechts met enkele vingers. Zie ook afb. 161. [N 54, 108a-b; monogr.] II-12
laden laden: lāi̯ǝ (Venray) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10