21850 |
mars (wbd) |
mars:
mars (L210p Venray)
|
de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
hermelijn:
Veldeke 1979 nr. 1 ?
hermelijn (L210p Venray),
marter:
marter (L210p Venray),
ulk:
Veldeke 1979 nr. 1
ulk (L210p Venray)
|
Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] || marter [SGV (1914)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
bombakkes:
bombakkes (L210p Venray),
Volkset.
bòmbákkes (L210p Venray),
masker:
masker (L210p Venray),
mom:
mòm (L210p Venray),
mombakkes:
mombakəs (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
[II]. Masker. || Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || masker [SGV (1914)] || Masker.
III-3-2
|
20469 |
masturberen |
(-)wiksen:
cf. WNT s.v. "wiksen ("soms ook in de vorm wieksen") 2. "slaag geven, aframmelen; zie ook 4. "beetnemen, foppen"; cf. Schuermans s.v. "wiksen": ±slaan, straffen, betaald zetten
aafwiekse (L210p Venray),
afwiksen:
cf. WNT s.v. "wiksen ("soms ook in de vorm wieksen") 2. "slaag geven, aframmelen; zie ook 4. "beetnemen, foppen"; cf. Schuermans s.v. "wiksen": ±slaan, straffen, betaald zetten
aafwiekse (L210p Venray)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33044 |
mathaak |
pik:
pek (L210p Venray),
pikhaak:
pekhǭk (L210p Venray)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
19393 |
matras |
matras:
metras (L210p Venray)
|
matras
III-2-1
|
31489 |
matrijs, holblok |
blok hout:
blok hout (L210p Venray)
|
Uitgehold blok hout dat dient als ondergrond wanneer met behulp van een hamer een bol of hol vlak in een metalen plaat wordt geklopt. Zie ook afb. 175. Verschillende informanten vermelden ook het gebruik van een loden plaat met één of meer uithollingen voor deze bewerking. De ank was volgens de informant uit L 329 een hardhouten blok in de vorm van een kubus. Elk vlak van deze kubus had een segmentvormige uitholling, steeds met een andere straal. [N 64, 33a; N 66, 5a]
II-11
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenpakje:
idiosyncr.
metrozenpekske (L210p Venray)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
22491 |
matsen |
samendoen:
same doen (L210p Venray),
samenspannen:
sāməspanə (L210p Venray)
|
In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19825 |
mattenklopper |
mattenklopper:
matəkloͅpər (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
mattenklopper [DC 15 (1947)]
III-2-1
|