e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mars (wbd) mars: mars (Venray) de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)] III-3-1
marter hermelijn: Veldeke 1979 nr. 1 ?  hermelijn (Venray), marter: marter (Venray), ulk: Veldeke 1979 nr. 1  ulk (Venray) Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] || marter [SGV (1914)] III-4-2
masker bombakkes: bombakkes (Venray), Volkset.  bòmbákkes (Venray), masker: masker (Venray), mom: mòm (Venray), mombakkes: mombakəs (Venray, ... ) [II]. Masker. || Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || masker [SGV (1914)] || Masker. III-3-2
masturberen (-)wiksen: cf. WNT s.v. "wiksen ("soms ook in de vorm wieksen") 2. "slaag geven, aframmelen; zie ook 4. "beetnemen, foppen"; cf. Schuermans s.v. "wiksen": ±slaan, straffen, betaald zetten  aafwiekse (Venray), afwiksen: cf. WNT s.v. "wiksen ("soms ook in de vorm wieksen") 2. "slaag geven, aframmelen; zie ook 4. "beetnemen, foppen"; cf. Schuermans s.v. "wiksen": ±slaan, straffen, betaald zetten  aafwiekse (Venray) onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)] III-2-2
mathaak pik: pek (Venray), pikhaak: pekhǭk (Venray) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matras matras: metras (Venray) matras III-2-1
matrijs, holblok blok hout: blok hout (Venray) Uitgehold blok hout dat dient als ondergrond wanneer met behulp van een hamer een bol of hol vlak in een metalen plaat wordt geklopt. Zie ook afb. 175. Verschillende informanten vermelden ook het gebruik van een loden plaat met één of meer uithollingen voor deze bewerking. De ank was volgens de informant uit L 329 een hardhouten blok in de vorm van een kubus. Elk vlak van deze kubus had een segmentvormige uitholling, steeds met een andere straal. [N 64, 33a; N 66, 5a] II-11
matrozenpakje matrozenpakje: idiosyncr.  metrozenpekske (Venray) matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3
matsen samendoen: same doen (Venray), samenspannen: sāməspanə (Venray) In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)] III-3-2
mattenklopper mattenklopper: matəkloͅpər (Venray, ... ) mattenklopper [DC 15 (1947)] III-2-1