e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondsteen kelderklinker: kelderklinker (Venray  [(verregende steen en daardoor zeer hard)]  ), kromme brok: (mv)  krōm brøk (Venray) Steen die tijdens het bakproces vlakbij de stookkanalen heeft gelegen en zodoende half gesmolten en kromgetrokken is door de hitte. [N 30, 52c; N 98, 167; monogr.] II-8
mondvol mondvol: ene moondvol (Venray) de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)] III-4-4
monnik monnik: munnik (Venray), pater (lat.): poater (Venray) monnik [SGV (1914)] III-3-3
monstrans monstrans (lat.): monstrans (Venray, ... ), moonstrans (Venray) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)] III-3-3
mooi mooi: moj (Venray), pront: proont (Venray) mooi || netjes, keurig, sympathiek uitziend III-1-4
mooi pratend het paard op de nek kloppen feesten: fɛstǝ (Venray) [N 8, 103e] I-9
mooi, helder weer goed weer: gōēd wèar (Venray), schoon weer: schon waer (Venray) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] III-4-4
moorkop moorkop: mōrkǫp (Venray) Paard met zwarte kop, manen en staart, terwijl de romp vele witte haren tussen de bruine onderkleur heeft. Het wordt muisvaal of vaalblauw geboren, maar wordt in het eerste levensjaar al zwart. [N 8, 63f] I-9
moot vis schijf: schīēf (Venray), stuk: stuk (Venray) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3
mopperen foeteren: foettere (Venray), grommen: gròmme (Venray), knaaien: knaoie (Venray), knaoje (Venray), knoteren: knotere (Venray), mompelen: moompele (Venray), smalen: smaele (Venray, ... ) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] || foeteren, mopperen, kijven || knorren, brommen, grommen, kankeren, mopperen || zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] || zonder reden vervelend zitten te mopperen III-1-4