24216 |
nestelen |
bouwen:
bouwe (L210p Venray, ...
L210p Venray),
timmeren:
timmere (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] || nestelen v vogels
III-4-1
|
24217 |
nestkastje |
vogelkastje:
vuggelkaesje (L210p Venray)
|
vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)]
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
pas uitgevlogen jong:
pas uutgevloge jòng (L210p Venray),
vlugjong:
vlug jòng (L210p Venray),
vlug jònge (L210p Venray),
vlugjòng (L210p Venray, ...
L210p Venray),
op punt van uitvliegen
vlug jònge (mv.) (L210p Venray)
|
in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)] || vogeltje || vogeltjes, op punt van uitvliegen
III-4-1
|
22161 |
net buiten de prijzen vallen |
er net uit vallen:
velt er net uut (L210p Venray)
|
de eerste duif die net buiten de prijzen valt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28782 |
neteldoek |
neteldoek:
nētǝldūk (L210p Venray)
|
Oorspronkelijk uit netelgaren, later van licht katoen of mousseline vervaardigd los weefsel in effen binding (Van Dale, pag. 1812). De woordtypen zaandoek, kaasdoek en biestdoek duiden erop dat neteldoek ook gebruikt wordt om melk door te zeven, terwijl berendoek wijst op het feit dat neteldoek dienst kan doen als persdoek bij de bereiding van bessensap. Neteldoek wordt ook gebruikt om kwark te maken. [N 62, 83; N 62,82; N 62, 98; MW; Wi 11; monogr.]
II-7
|
17608 |
neus |
neus:
neus (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
nēūs (L210p Venray)
|
neus [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17609 |
neus (spotnamen) |
gevel:
forse gevel (L210p Venray),
snuit:
snuut (L210p Venray)
|
neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
neus:
neus (L210p Venray, ...
L210p Venray),
snuit:
snuut (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17614 |
neusgaten |
neusgaten:
neusgaate (L210p Venray)
|
neus: neusgaten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17613 |
neusvleugel |
neuswand:
Neusvleugel is de informant echter onbekend.
neuswand (L210p Venray)
|
neusvleugel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|