33512 |
overige erwten en bonen |
hauwtjes:
kleine erwt met best
haawke (L210p Venray)
|
erwt, soort
I-7
|
26801 |
overjarige turf |
overjarige turf:
ovǝrjǭrǝgǝ tørǝf (L210p Venray)
|
Turf die in het vorige jaar of daarvoor is gestoken. [I, add.]
II-4
|
18553 |
overjas (alg.) |
overjas:
aoverjas (L210p Venray),
ôverjas (L210p Venray)
|
herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33897 |
overkoot |
overkoot:
ǫvǝrkūu̯t (L210p Venray)
|
Het voorwaarts doorknikken van de koot van het voorbeen van het paard als gevolg van een verstuiking of van een forcering door te hard te trekken. Zie afbeelding 13. [JG 1b; N 8, 73b, 93a, 93b en 95m]
I-9
|
21809 |
overleg |
praat:
de praot (L210p Venray)
|
de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21808 |
overleggen |
raden:
raoje (L210p Venray),
verordonneren:
verordenīēre (L210p Venray),
verordonneren (<fr.):
verordenīēre (L210p Venray)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)] || de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19484 |
overloop |
overloop:
overloop (L210p Venray),
ovverloeëp (L210p Venray)
|
Hoe noemt u de vloer boven tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers? (overloop, allee, denter) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
18847 |
overmoedig gedrag |
roekeloos:
roekeloos (L210p Venray),
te vrij zijn:
te vrìj zien (L210p Venray)
|
overmoedig, roekeloos gedrag [cranerie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33560 |
overrijp, beurs |
buikziek:
cf Venray eb
boekziēk (L210p Venray),
melig:
Veldeke 1979, nr. 1
maelig (L210p Venray),
WLD
mélig (L210p Venray)
|
beurs, overrijp || Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
25065 |
overschot, restant |
brokje:
brûkske (L210p Venray),
klatsje:
kletske (L210p Venray),
overschot:
ōverschot (L210p Venray)
|
dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)]
III-4-4
|