19056 |
overtuigd |
overtuigd:
ovvertuugd (L210p Venray)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
ovvertuuge (L210p Venray),
ovvertūge (L210p Venray)
|
overtuigen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21168 |
overweg |
overweg:
aoverweg (L210p Venray),
oaverweg (L210p Venray)
|
de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18892 |
overwegen |
bekijken:
iets bekieēke (L210p Venray),
prakkiseren:
prakkeziere (L210p Venray),
uitdenken:
uutdaenke (L210p Venray)
|
goed nadenken, alles goed bekijken voordat men iets doet [nadenken, achterdenken, naprakkezeren, overdenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30122 |
overwelven |
verwelven:
vǝrwølǝvǝ (L210p Venray)
|
Een ruimte overwelven met behulp van één gewelf. 'Dalles' in het woordtype 'dalles leggen' (Q 3) is de benaming voor een soort holle bakstenen die voor vloeren worden gebruikt. De stenen worden op de bouwplaats tot vloerelementen verwerkt en na verharding op de bouwmuren gelegd. Zij geven een vlakke overdekking. Zie ook het lemma 'Holle steen' in wld ii.8, pag. 71. [N 32, 22a; monogr.]
II-9
|
28618 |
overzetten |
omzetten:
ømzętǝ (L210p Venray)
|
Het omzetten van twee volken om twee gelijkwaardige volken te krijgen. Het is een ander middel dan omjagen. De volken worden zonder dat ze gejaagd worden, van plaats verwisseld. De bijen uit de sterke korf vliegen bij hun terugkeer naar de zwakke en maken deze sterk. [N 63, 93c; monogr.]
II-6
|
24340 |
paaien |
eieren leggen:
Veldeke 1979 nr. 1
eier legge (L210p Venray),
gieten:
giēte (L210p Venray),
WLD
gīēte (L210p Venray),
kuitschieten:
Veldeke 1979 nr. 1
koet schiete (L210p Venray)
|
Hoe noemt u eieren leggen, kuit schieten, gezegd van vissen (schodderen, rogen, paaien, aangaan) [N 83 (1981)] || kuitschieten
III-4-2
|
33742 |
paal van de weideafrastering |
paal:
pǭl (L210p Venray)
|
De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
30060 |
paalfundering |
paalfondament:
pǭlfondǝmę ̞nt (L210p Venray)
|
Fundering waarbij het metselwerk steunt op houten platen en kespen die door ingeheide palen gedragen worden. Onder 'kespen' verstaat men oplegstukken die dwarsliggend op de koppen van de heipalen bevestigd zijn. Zij dragen de vloer waarop gemetseld wordt. Een fundering op palen wordt toegepast, wanneer de vaste grondslag voor het bouwwerk op grotere diepte dan 4 m beneden het maaiveld ligt. Uit de opmerkingen van de invullers uit L 210, L 320a, L 330, Q 99*, Q 113, Q 193 en Q 194 bleek, dat de paalfundering in met name Nederlands Limburg niet gebruikelijk was. [N 31, 4a]
II-9
|
32375 |
paalmes |
klotsmes:
klǫtsmɛs (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
Het lange snijmes waarmee de klomp afgepaald wordt. Het blad van het mes kan recht of iets gebogen zijn. Het paalmes is aan één kant van een handvat voorzien en aan de andere kant van een haak. Met die haak is het mes scharnierend aan een kram verbonden, die op een houten blok, het snijpaardje, is vastgemaakt. De klompenmaker kan op deze wijze met één hand met het mes werken, terwijl hij met de andere hand de klomp vasthoudt die op het snijpaardje ligt. Zie ook het volgende lemma en afb. 236. [N 97, 13; A 29, 1; A 29a, 4a; A 29a, 15c; monogr.]
II-12
|