e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peul, dop (znw) bonenbast: boeënenbâst (Venray), hauw: later ook de peulvrucht zelf  haaw (Venray), peul: peulen (Venray), schaalerwt: schelért (Venray), schel: (bone) schel (Venray) [N Q (1966)]bonenbast || peul || schede ve peulvrucht I-7
peul, dop van erwt erwtenbast: ɛrtənba͂st (Venray) erwtenschil III-2-3
peulen, doppen (ww.) doppen: doppe (Venray), döppe (Venray) [N Q (1966)]uitdoen v erwten, doppen I-7
peulerwten erwten: Veldeke 1979, nr. 1  de ert (Venray), peulen: WLD  peul (Venray) De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)] I-7
peulvruchten afhalen bonen ranken: boeëne renge (Venray), bonen vamen: boeëne vaeme (Venray), bonen zomen: booune zuujme (Venray, ... ), ranken: renge (Venray), vamen: vaeme (Venray), vemen (Venray) bonen ontdoen van de draad || bonen ontdoen van randdraden, ranken || bonen van de draad ontdoen || boonen afhalen [SGV (1914)] || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)] III-2-3
peulvruchten doppen doppen: doppe (Venray), As de erte gón doppe wert t tied um te döppe  döppe (Venray) erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] || het uitdoen(doppen) van erwten of ander peulvruchten III-2-3
peuzelen peuzelen: peuzele (Venray), smikkelen: smikkele (Venray) peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)] III-2-3
pezerik karwats: kerwats (Venray), pezerik: pēzǝrek (Venray), zagenwetter: zagenwetter (Venray) De uitgesneden roede van het varken die gebruikt wordt om het zaagblad te smeren, bijvoorbeeld wanneer door nat hout gezaagd moet worden. Zie ook afb. 28. [N 50, 39b; N 53, 27; monogr.] || harde, gedroogde, holle spier of pektouw of touw met knopen als strafwerktuig [looiepees, pezerik, bullepees] [N 90 (1982)] II-12, III-3-1
piekeren prakkiseren: prakkeziere (Venray), prákkeziere (Venray) over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] III-1-4
piepen piepen: pièpe (Venray), sjielpen: sjielpe (Venray) een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)] III-4-1