17831 |
plukken |
plukken:
plukke (L210p Venray)
|
plukken [SGV (1914)]
III-1-2
|
33484 |
plukken, van fruit |
afdoen:
áfdoēn (L210p Venray),
plukken:
plukke (L210p Venray)
|
plukken [SGV (1914)] || plukken v gewassen
I-7
|
21747 |
plunderen |
plunderen:
plundere (L210p Venray),
plunderre (L210p Venray)
|
als buit meenemen [pluimen, plunderen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19609 |
po, nachtspiegel |
pispot:
Heb ik met de pispot gerámmeld: gezegde wanneer een buitenstaande/kind meent iets te moeten opmerken, zonder dat het gevraagd wordt In de pispot gewâsse en ien de schow gedruuëgd: gezegde voor gore was
pispot (L210p Venray),
troon:
òp de troeën zitte: gezegde voor kinderen die op een po zitten
troeën (L210p Venray)
|
nachtspiegel || po, nachtspiegel
III-2-1
|
24991 |
poeder, pulver |
poeder:
poejer (L210p Venray)
|
tot fijn gruis of zeer fijne koreltjes gemaakte vaste stof [peder, pulver, poeder, stof] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33707 |
poel |
poel:
pul (L210p Venray)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
24949 |
poel, plas |
poel:
(verkleinwoord: puleke; meervoud: puËl).
poēl (L210p Venray)
|
poel, plas
III-4-4
|
19425 |
poetsen, schoonmaken |
afdoen:
áfdoēn (L210p Venray),
doen:
doēn (L210p Venray),
Ik mòt de keuke nog do‰n, már uurst doej ik schöttelwâsse: ik moet de keuken nog doen, maar eerst ga ik de vaat wassen
doēn (L210p Venray),
schoonmaken:
schónmake (L210p Venray),
ik goj miene fiets schónmake
schónmake (L210p Venray)
|
poetsen || reinigen || schoonmaken || zuiveren
III-2-1
|
19468 |
poetsmiddel |
poetspommade:
poetsplemaat (L210p Venray)
|
koperpoets
III-2-1
|
18052 |
pokdalig |
mottig:
mottig (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|