20676 |
room |
romen:
rōmǝ (L210p Venray),
room:
rooum (L210p Venray),
rȳǝm (L210p Venray),
rø̄m (L210p Venray),
rūǝm (L210p Venray),
De roeëm is r áf: het grootste voordeel/ beste deel is weg De roeëm is van de melk: de tijd van goede inkomsten is voorbij
roeëm (L210p Venray),
zaan:
saan (L210p Venray)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room [SGV (1914)]
I-11, III-2-3
|
18100 |
roos (rode uitslag) |
roos:
roees (L210p Venray),
verbrand:
verbrând (L210p Venray)
|
huiduitslag, Rode ~ met jeuk (roos, bresil, zomerbrand). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20084 |
roos (rosa) |
roos:
roeës (L210p Venray),
roous (L210p Venray),
ruəzə (L210p Venray),
rozenstruik:
roeëzestroek (L210p Venray),
stamroos:
stámroeës (L210p Venray)
|
roos [SGV (1914)] || roos, soort, stamroos || rozen [RND] || rozestruik
III-2-1
|
22426 |
roos van de schietschijf |
roos:
roees (L210p Venray, ...
L210p Venray),
roeës (L210p Venray)
|
2. Middelpunt van een schietschijf. || De ronde plek die dient als middelpunt van een schietschijf [roos, gaudeaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
räöstere (L210p Venray),
rèùstere (L210p Venray),
rø͂ͅstərə (L210p Venray)
|
roosteren || roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30030 |
roosterschuif |
schuif:
sxȳf (L210p Venray)
|
De schuif waarmee de uitstroomopening van de blusbak kan worden afgesloten. Voor de schuif bevindt zich doorgaans een rooster waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. Dergelijke harde stukjes werden in Q 121 'mannetjeren' ('m'nšǝrǝ') genoemd. [N 30, 32d; monogr.]
II-9
|
33923 |
roskammen |
rossen:
rǫsǝ (L210p Venray)
|
Met borstel en kam - zie het volgende lemma - reinigen. [N 8, 102]
I-9
|
20955 |
rot |
rot:
Veldeke 1979, nr. 1
rot (L210p Venray),
WLD
rot (L210p Venray)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
kaafrot:
kaafrot (L210p Venray),
rot:
Veldeke 1979, nr. 1
rot (L210p Venray),
WLD
rot (L210p Venray),
verfroemeld:
WLD
verfroemeld (L210p Venray)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] || rot, helemaal — || Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
20896 |
rotten |
rotten:
Veldeke 1979, nr. 1
rotte (L210p Venray),
verfrommelen:
WLD
verfroemeld (L210p Venray)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|