17885 |
ruk |
ruk:
ruk (L210p Venray)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17884 |
rukken |
eventjes trekken:
efkes trekke (L210p Venray)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25148 |
rukwind |
rukwind:
ruk wient (L210p Venray, ...
L210p Venray),
rukwiend (L210p Venray),
windstoot:
wiendstoeët (L210p Venray, ...
L210p Venray),
wient stoeêt (L210p Venray)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, plotseling heftige wind || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34024 |
rund |
rind:
rent (L210p Venray),
rund:
rønt (L210p Venray)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
hors:
hörs (L210p Venray),
horspel:
hórspel (L210p Venray)
|
horzel [SGV (1914)]
III-4-2
|
20666 |
rundvleessoep |
kermissoep:
kermessoep (L210p Venray)
|
rundvleessoep met mergballetjes
III-2-3
|
24371 |
rups |
koolrups:
koeëlroeps (L210p Venray),
rups:
roeps (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
idiosyncr.
roeps (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] || rups vh koolwitje
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
röste (L210p Venray),
schoften:
schoofte (L210p Venray),
schòfte (L210p Venray)
|
rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21708 |
rusthuis |
bejaardenhuis:
bejoardehuus (L210p Venray),
Opm. v.d. invuller: n.v.t.; is huidige benaming.
bejaarde-hŭŭs (L210p Venray)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28553 |
rustperiode in de winter |
winterzit:
winterzit (L210p Venray)
|
Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b]
II-6
|