| 21366 |
schoolopziener |
schoolopziener:
scholopziener (L210p Venray)
|
schoolopziener [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 31555 |
schoonbijten |
beitsen:
bęjtsǝ (L210p Venray)
|
Koperen werkstukken in een schoonbijtmiddel dompelen zodat ze gaan blinken. Zie ook het lemma "schoonbijtmiddel". Bij het beitsen (L 210) werd het werkstuk met een koperen tang in salpeterzuur gedompeld, daarna tweemaal afgespoeld in schoon water en vervolgens drooggemaakt met zaagmeel, waardoor het een matte glans kreeg. [N 66, 40a-b]
II-11
|
| 31556 |
schoonbijtmiddel |
haringpekel:
hęreŋpēkǝl (L210p Venray),
vitriool:
vitrijōl (L210p Venray
[(zwavelzuur)]
)
|
In dit lemma zijn de diverse schoonbijtmiddelen bijeengeplaatst die worden gebruikt om koper te doen blinken. Pekel is volgens de informant uit L 423 zeer onzuiver salpeterzuur. Haringpekel paste men in L 210 toe tijdens de bewerking van het koper. Dit zout zette zich vast aan het metaal tijdens het uitgloeien. Daarna werd het koper in water gedompeld waarbij het zout er samen met het vuil afsprong. Volgens de koperslager uit Q 88 werd haringpekel samen met fijn, wit zand ook gebruikt om de glans op gereinigd koper te behouden. [N 66, 39]
II-11
|
| 20354 |
schoondochter |
schoondochter:
schoandoachter (L210p Venray),
schòndògter (L210p Venray),
schóndaochter (L210p Venray),
schôndochter (L210p Venray),
cf. vraag 018: kleindouchter
schondochter (L210p Venray)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
schoanmōēder (L210p Venray),
schonmoeder (L210p Venray),
schoonmoeder (L210p Venray),
schònmōēder (L210p Venray),
schónmoēder (L210p Venray)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 20351 |
schoonouders |
schoonouders:
schoanelders (L210p Venray, ...
L210p Venray),
schonelders (L210p Venray),
schònālders (L210p Venray),
schònelders (L210p Venray),
schónâlders (L210p Venray)
|
schoonouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 20150 |
schoonvader |
schoonvader:
schoanvāder (L210p Venray),
schonvader (L210p Venray),
schònvader (L210p Venray),
schónvader (L210p Venray),
schônvader (L210p Venray)
|
schoonvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 20353 |
schoonzoon |
schoonzoon:
schoanzōōn (L210p Venray),
schonzoon (L210p Venray),
schònzoewen (L210p Venray),
schónzoeën (L210p Venray),
schônzoon (L210p Venray)
|
schoonzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 20263 |
schoonzuster |
schoonzuster:
schoanzuster (L210p Venray),
schonzuster (L210p Venray),
schónzuster (L210p Venray),
J(onger) V(enraays)
schónzuster (L210p Venray),
neen
schonzuster (L210p Venray),
zweegster:
zweejgster (L210p Venray),
zwēēgster (L210p Venray),
zwēgster (L210p Venray),
zwieëgster (L210p Venray),
neen
zwiejegster (L210p Venray),
O(ud) V(enraays)
zwieëgster (L210p Venray)
|
schoonzuster [SGV (1914)] || schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 27939 |
schoor |
schoor:
sxǭr (L210p Venray),
stempel:
stɛmpǝl (L210p Venray)
|
Paal of stijl die ter ondersteuning schuin onder een constructie wordt geplaatst. [N 31, 48b; monogr]
II-9
|