17835 |
slaperig |
slaap hebben:
slaop hebbe (L210p Venray),
slaperig:
sloaperig (L210p Venray)
|
Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20647 |
slappe koffie |
kruierskoffie:
t Is már kruujerskoffie: het is slechte koffie
kruujerskoffie (L210p Venray),
schotelenwater:
schòttelewater (L210p Venray),
schotelwater:
schòttelwater (L210p Venray)
|
slappe slechte koffie || zeer slappe smaakloze koffie
III-2-3
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
klophengst:
klǫpheŋst (L210p Venray)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
17542 |
slecht groeien |
daar zit de krot in:
er zit de krot in (L210p Venray),
slecht groeien:
slaecht gräöie (L210p Venray),
slecht wassen:
slaecht wâsse (L210p Venray)
|
Slecht groeien, gezegd van een kind (kooieren). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
deugniet:
deugeniet (L210p Venray),
galgenaas:
schelm, schurk, galgenbrok
galgenoas (L210p Venray)
|
galgenaas [SGV (1914)] || iemand met een slecht karakter [schoef, schobbert, ontmens, galgenaas, slechterik, schoefel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33828 |
slecht van bouw |
hol:
hōl (L210p Venray),
kruk:
krøk (L210p Venray)
|
De antwoorden van de correspondenten doelen vooral op een hol paard met ingevallen flanken en uitstekende heupen. Vgl. het lemma ''harmonisch van bouw'' (4.3.1). [N 8, 62k, 62l en 78a]
I-9
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
beestenweer:
biejste weer (L210p Venray),
hondenweer:
hóndewaer (L210p Venray),
kwaad weer:
kwód waer (L210p Venray),
nut (weer):
nut waer (L210p Venray),
rot (weer):
rot wêar (L210p Venray),
rotwae:r (L210p Venray),
ruw (weer):
row waer (L210p Venray),
schouw (weer):
schouw (L210p Venray),
(hetwoordelijke uitdrukking).
schòw waer (L210p Venray),
schuivig weer:
schuiveren huiveren WNT
schuubeg wer (L210p Venray)
|
ruw en regenachtig, gezegd van het weer [lobbig, schouw] [N 81 (1980)] || slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] || slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)] || vreesinboezemde weersgesteldheid
III-4-4
|
20648 |
slechte drank |
moekkefoek:
moekefoek (L210p Venray)
|
slechte kwaliteit, surogaat namaak van drank (koffie of thee enz,)
III-2-3
|
23137 |
slechte kaart(en) |
dreksnest:
dreksnaest (L210p Venray)
|
2. Allerlei soorten kaarten bij het kaartspel.
III-3-2
|
28500 |
slechte koningin |
darrenbroedige moer:
darǝbrudegǝ mūr (L210p Venray),
slechte koningin:
slɛxtǝ kønegen (L210p Venray)
|
Een onvolmaakte, onbevruchte en onregelmatig eierleggende koningin. Zij is darrenbroedig. [N 63, 63a; Ge 37, 45]
II-6
|