22327 |
spelletje |
partijtje:
partijtje (L210p Venray),
potje:
potje (L210p Venray),
pøͅtjə (L210p Venray),
spelletje:
spelletje (L210p Venray)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32981 |
spelt |
spelt:
spɛlt (L210p Venray)
|
Triticum spelta L. Een soort van grove tarwe die ook op schrale grond gedijt. Het is in Limburg weinig bekend. De opgave spang, afkomstig uit het materiaal Willems, is hier wel opgegeven vanwege associatie met "speld". [Wi 52; monogr.; add. uit JG 1b; L 39, 15]
I-4
|
20165 |
spenen |
afzetten:
van- en àfzette (L210p Venray),
minder de borst geven:
minder de baorst gaeve (L210p Venray),
spenen:
spēnǝ (L210p Venray)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
I-9, III-2-2, III-3-2
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
sperwer (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
sperwer [DC 42b (1967)]
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
breekboontjes:
braekbäöntje (L210p Venray),
prinsessen:
WLD
prinssese (L210p Venray),
slabonen:
slaajboeën (L210p Venray),
struikerwten:
stroekért (L210p Venray),
struikjesbonen:
struukskesboeën (L210p Venray),
Veldeke 1979, nr. 1
de struukskesboeën (L210p Venray)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] || princesseboon || princesseboontje || struikerwt
I-7
|
20535 |
spetteren |
spuiten:
spaöte (L210p Venray)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28513 |
speurbijen |
zoekbijen:
zȳkbejǝ (L210p Venray)
|
Werksters die een paar dagen voordat een bijenvolk gaat zwermen, gaan zoeken naar een nieuwe woning. Spleten en reten, holle bomen, schoorstenen en lege korven zijn mogelijke woonplaatsen. [N 63, 31a]
II-6
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spi(i̯) (L210p Venray)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
spiegel (L210p Venray)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21430 |
spieken |
afkijken:
áfkīēke (L210p Venray)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|